Na het zien van Jurassic Park op zo’n beetje ieder kinderfeestje in 1993 was Kim Kokosky Deforchaux voor altijd verkocht. Het idee dat je met film zelf dinosaurussen tot leven kon wekken, sprak zo tot de verbeelding dat het een obsessie werd. Vanaf dat moment bestond Kims leven uit film: hij maakte posters voor films die hij ooit zou willen maken, las liever filmencyclopedieën dan kinderboeken en liet zich dankbaar door zijn ouders naar alle filmtheaters van Amsterdam brengen. ‘Mijn obsessie kwam niet voort uit de macht van film om werelden te creëren, maar uit het idee van totale vrijheid.’
Blikvangers
Regisseur en scenarist Kim Kokosky Deforchaux: ‘Als ik zelf regisseer dan is elk risico mijn eigen risico’

In Blikvangers gaan we met de nieuwe makers van Cineville in gesprek over hun werk en hun filmliefde. Voor deze editie spraken we regisseur en scenarist Kim Kokosky Deforchaux over de regie nemen, koffieafspraken en nooit twee keer hetzelfde doen.

Jurassic Park
‘What have they got in there, King Kong?’
Juist door zo veel met film bezig te zijn werd Kim ook kritischer. Niet alleen op de films die hij keek, maar vooral ook op zijn eigen mogelijkheden om zelf ooit films te gaan maken. Zo had Kim als puber een regel voor zichzelf opgesteld: voor écht goede films moet je in Hollywood zijn, niet in Nederland. Tegelijkertijd was het volgens hem onhaalbaar om het als Nederlander in Hollywood te maken. Dus zette Kim zijn grote filmdroom aan de kant en besloot hij zich op andere kunstvorm te richten: muziek. ‘Ik was die jongen die dag en nacht op zijn slaapkamer hiphop aan het maken was. Maar de beats kwamen de kamer niet uit en ik eigenlijk ook niet. Dus ook daar zat niet echt een toekomst in.’
Misschien moet ik gewoon de films gaan maken die ík graag zou willen zien
Zijn eerste liefde was Kim echter nooit vergeten. Na een studie Geschiedenis en een wereldreis besloot hij het filmmaken alsnog een kans te geven. Hollywood stond niet langer eenzaam op een voetstuk, maar tegelijkertijd was zijn mening over de Nederlandse film was weinig veranderd. Dat hij niet zo veel had met Nederlandse producties, zette hem aan het denken over wat hij dan wel goede films vond. ‘Toen dacht ik: misschien moet ik gewoon de films gaan maken die ík graag zou willen zien.’

Al tijdens zijn opleiding Scenario aan de Filmacademie voegde Kim de daad bij het woord en schreef hij zijn eerste korte film, die hij ook regisseerde. Baardmos (2015) was geen voorzichtig probeersel, maar een sci-fi short met een post-productie van twee jaar. De film zette de toon voor zijn oeuvre, maar ook weer helemaal niet, want als er iets is wat Kims werk kenmerkt, dan is het dat iedere film die hij maakt totaal anders is dan de vorige. Zijn film Ik, Moordenaar(2019) roept bijvoorbeeld associaties op met Japanse en Hongaarse zwart-witfilms uit de jaren 60, terwijl zijn aankomende short Hantu (2021) zich juist verdiept in hedendaags magisch realisme.
Ook als scenarist in samenwerking met andere regisseurs zit Kim sinds zijn afstuderen niet stil. Zo schreef hij de neo-western Colosseum (2019) en kijken we uit naar de release van Femi (2021), de eerste feature van Dwight Fagbamila, waarvoor Kim het scenario schreef. Nu Kim zelf helemaal onderdeel is van de filmwereld, zijn we benieuwd hoe hij aankijkt tegen het medium waar hij al zo vroeg een mening over had. Hoe geeft hij vorm aan dat idee van totale vrijheid waarmee het allemaal is begonnen?


De regie nemen
‘Hoewel ik eigenlijk allang wist dat ik regisseur wilde worden, heb ik me aangemeld voor de opleiding Scenario aan de Filmacademie. Het was namelijk een afstudeerrichting waarvoor je geen filmpje hoefde aan te leveren, iets wat anders een drempel voor mij was geweest. Ik had bijvoorbeeld niet de juiste contacten om een crew samen te brengen. Hoe zoiets in z’n werk gaat, wilde ik juist op de Filmacademie leren. Schrijven heb ik daarentegen altijd al gedaan, dat gaat heel natuurlijk. Dus Scenario leek een goede ingang om toch films te kunnen maken.’

Ikiru (re-release)
Klassieker van Akira Kurosawa over een bureaucraat die op zoek gaat naar de zin van het leven.
Er is geen betere leermeester dan al het moois wat de filmgeschiedenis rijk is
‘Ik vond het een spannend idee om zelf te regisseren, het had een soort mythische status. Maar ik zag tijdens mijn studie een interview met Quentin Tarantino (Pulp Fiction, Inglourious Basterds) waarin hij uitlegde hoe Terry Gilliam (Brazil, The Man Who Killed Don Quixote) hem ooit had gerustgesteld. Toen Tarantino Reservoir Dogs (1992) ging maken, was hij heel zenuwachtig. Hij had nog nooit op een set gestaan en had, los van dat hij heel veel films had gekeken, weinig praktische kennis. Dus vroeg hij wanhopig aan Terry Gilliam hoe het nou komt dat iedere Gilliam film zo’n eigen stijl heeft. ‘Wat weet ik allemaal nog niet wat jij wel weet?’ Gilliam’s antwoord was simpel: als regisseur is het je enige taak om te weten hoe de film er uiteindelijk uit moet komen te zien en om die visie duidelijk over te brengen aan de crewleden. Toen ik dat las dacht ik: oh, maar ik wéét wat voor films ik wil maken! Ik kan de aan-knop op een camera niet vinden, maar gelukkig hoef ik dat als regisseur ook helemaal niet te kunnen.’
‘De Filmacademie heb ik aangegrepen om uit te vogelen wat voor maker ik ben en welke praktische stappen er nodig zijn om de films te maken die ik wil maken. Op het gebied van makerschap is zelfstudie essentieel geweest. Door heel veel films te kijken, maar ook via interviews op YouTube met makers die mij aanspreken. Er is geen betere leermeester dan al het moois wat de filmgeschiedenis rijk is. Wie ik precies zie als inspiratiebron verschilt heel erg per periode, al is Akira Kurosawa (Seven Samurai, Ikiru) nooit ver weg. Ik blijf niet hangen bij één filmmaker, want dan heb ik het gevoel dat ik zelf stilsta. Liever neem ik iets mee en ga ik weer verder. Maar het is leuk om te zien dat bepaalde invloeden zichtbaar blijven door de jaren heen.’

De scenarist als kleermaker
‘Hoewel mijn voorkeur uitgaat naar het regisseren, zie ik het schrijven van scenario’s in opdracht zeker niet als een ondankbare taak. Het zijn hele waardevolle meters die je kan maken, omdat het je veelzijdigheid op de proef stelt. Ik leg mijn rol als scenarist altijd uit als die van een kleermaker: ik probeer een pak te maken dat de regisseur het beste past. Er is dan weinig ruimte voor het nemen van risico’s, want uiteindelijk is het de regisseur die zich helemaal goed moet voelen bij de film. Als ik zelf regisseer dan is elk risico mijn eigen risico. Dat is een heel ander uitgangspunt. Ik vind regisseren dan ook leuker, het gaat een stuk makkelijker. Ik hoop dat ik met Hantu, de film waar ik nu mee bezig ben, echt een voet aan de grond weet te krijgen als regisseur, zodat ik me meer daar op kan focussen. Tot die tijd blijf ik het ontzettend leuk vinden om in opdracht te schrijven.’
Als ik zelf regisseer dan is elk risico mijn eigen risico
‘Het is niet altijd makkelijk om als afgestudeerde scenarist de overstap te maken naar regie. Na mijn afstuderen heb ik gemaild met elk productiehuis dat ik kende en waar ik een sympathiek beeld van had. Tijdens koffieafspraken legde ik hen mijn regieambities voor, maar daar waren ze aanvankelijk een beetje huiverig voor. Als scenarist heb je niet het type portfolio op basis waarvan producenten met een gerust hart een film willen indienen bij het Filmfonds. Vaak kiest het Fonds voor wat meer zekerheid. Maar op die manier heb ik mezelf wel zichtbaar gemaakt en beschikbaar gesteld. En zo kwamen weer andere klussen op mijn pad, waarmee ik ervaring kon opdoen. Een paar jaar later is het met Hantu gelukt om via het Filmfonds een short te regisseren.’

Perspectief als uitgangspunt
‘Het merendeel van mijn ideeën voor films zijn ontstaan vanuit beelden, muziek of de visualisatie van een bepaalde scène. Hantu is wat dat betreft uniek voor mij, omdat het begonnen is met de thematiek. Ik wilde graag iets doen met mijn Indische achtergrond en de levendige verhalen die er in mijn familie de ronde doen. Ik zag al snel in, dat als ik die verhalen een-op-een zou willen verfilmen in het gebied waar de verhalen zich afspelen, het voormalig Nederlands-Indië, dat het een heel duur project zou worden waar je jaren mee bezig bent. Dus ging ik onderzoeken hoe ik het project hier in Nederland zou kunnen plaatsen: de Indische ervaring in Nederland, gedacht vanuit mijn generatie, de derde generatie. Veel jonge Indo’s die ik spreek, weten weinig van hun achtergrond. Dus wilde ik een film maken over verhalen die niet verteld worden. Over zwijgen.’

‘Toch voel ik niet het verlangen om vaker een film te maken over mijn Indische achtergrond. Je hebt een bepaalde achtergrond en die geeft je een bepaald perspectief. Soms is de achtergrond zelf het punt van aandacht, maar je kan juist ook het perspectief op andere onderwerpen toepassen. Zo zou ik bijvoorbeeld graag een film over de Tweede Wereldoorlog willen maken op een manier die breekt met de wijze waarop die geschiedenis meestal verfilmd wordt. Ik heb sowieso nog veel ideeën voor speelfilms. Het liefst zou ik liever vandaag dan morgen beginnen aan mijn eigen feature.’
‘Mijn droom zou uiteindelijk zijn dat ik zou kunnen leven van het schrijven en regisseren van speelfilms. Het is niet meer mijn ambitie om grote Hollywoodproducties te maken, maar ik hoop wel dat er een groot en breed publiek op af zou kunnen komen. Een mooi voorbeeld daarvan is Parasite (2019), die natuurlijk enorm is ontploft. Het is een film die heel erg veel mainstream aandacht heeft gekregen, maar die evengoed alleen op de radar van liefhebbers van Aziatische films had kunnen blijven. Ik hou ervan als verhalen iets subversiefs hebben. En ja, om weer op Jurassic Park terug te komen, ik hou ervan dat film de kracht heeft om je ergens mee naartoe te nemen, waar je nooit was geweest als die film niet had bestaan. Dat soort films wil ik maken.’
Foto's: Lauren Murphy
Ik heb een zwak voor films uit het magische uur. Wankelmoedig, nieuwsgierig of vastberaden het schemerdonker tegemoet. Niet wetende hoe lang de nacht zal duren.