Mary, Billybud en Fumbleton zijn mensjes van twintig centimeter hoog. Ze wonen en werken in de studio van Uncle Gilly, de geestelijk vader van Wander to Wonder, een serie volgens de oude stempel: lief, silly en een beetje tuttig, met een nostalgisch toontje dat je terugbrengt naar de tijd van VHS-banden en avonden die eindigden met De Fabeltjeskrant. De wereld van de drie poppen is net zo overzichtelijk als de kaders van een 4 bij 3 televisiescherm. Totdat Uncle Gilly op een dag dood neervalt. Vaarwel kinderlijke onschuld, hallo overlevingsdrang. Ineens voelen de vier muren van zijn werkplaatsje eerder beklemmend dan rustgevend, ineens moeten Mary, Billybud en Fumbleton zien om te gaan met verdriet en honger zónder vaderfiguur in huis.
Interview
Regisseur Nina Gantz over korte animatiefilm Wander to Wonder: ‘Dingen creëren is een soort behoud van gekte’

Met haar afstudeerfilm Edmond won de Nederlandse filmmaker Nina Gantz in 2015/2016 tientallen internationale filmprijzen, waaronder een BAFTA. In Cineville zie je vanaf deze week haar nieuwe werk, Wander to Wonder. Een duister-komisch kortje over drie mensjes die langzaam hun verstand verliezen.

Wander to Wonder
Een donkere, komische korte animatiefilm over de drie sterren uit een kindertelevisieserie uit de jaren tachtig: Mary, Billybud en Fumbleton.
De korte stop-motionfilm Wander to Wonder, te zien als voorfilm bij de documentaire The Gullspång Miracle, begint bij het einde van Uncle Gilly. In de veertien minuten die volgen laat de Nederlandse schrijver-regisseur Nina Gantz haar drie personages omgaan met het verlies van de man die een constante factor in hun leven was. Fumbleton waant zich ineens een serieus acteur en voert op willekeurige momenten Shakespeare op, Mary wil niks liever dan de show laten doorgaan, en Billybud begint dwangmatig te jongleren. Het is absurd, schattig, grappig en verdrietig – een beetje zoals het echte leven, maar dan met poppetjes gemaakt van siliconen, metaal, hars, en wol vliegen van ijzerdraad en waterdruppels van siliconenkit.
Op een terras in Amsterdam praten we met Gantz over Villa Achterwerk, knutselen tot je gek wordt en hoe een BBC-schandaal de basis voor haar film legde.
Je hebt de kunstacademie bij het St. Joost gedaan voordat je aan een filmopleiding begon. Hoe ben je bij animatie terecht gekomen?
‘Omdat het St. Joost zo’n interdisciplinaire school is, kon ik van alles wat proeven. In het eerste jaar ga je allemaal verschillende kanten op. Ik wilde illustreren, fotograferen, ik vond alles geweldig. Bij animatie kwam het allemaal samen, en kon ik ook iets meer m’n verhaal kwijt. Ik hoefde niet te kiezen.’
Ik heb een hang naar absurde, donkere verhaalvertelling. Edmond, mijn vorige film, gaat over een man die uit liefde kannibaal is
Lekker makkelijk, misschien?
‘Nou ja, het woord ‘makkelijk’ zou ik nóóit voor animatie gebruiken. Maar ik was overal enthousiast over, dus het hielp wel dat ik niet in één richting werd geduwd. Ik hield al erg van film. Ik ben opgegroeid in een theaterfamilie en had veel acteurs in mijn omgeving. Dat zat in m’n hoofd. Ik hield van theater, van tekst.’
‘In animatie zijn de animatoren eigenlijk de acteurs. Zij moeten beeld voor beeld emotie geven aan een levenloos ding. Dat moet je ook regisseren, want er zijn heel veel manieren waarop je dat kan doen. Sommige animatoren houden heel erg van die vrijheid, anderen vinden het fijn om duidelijk te zien wat je voor ogen hebt. Ik neem de scènes daarom eerst met acteurs op, of ik doe het zelf, zodat ze die expressie kunnen gebruiken. Bij Wander to Wonder heb ik de stemopnamen gefilmd en aan de animatoren als referentie gegeven.’

Is zo’n performance in een opnamehokje heel anders dan op een set?
‘Toby Jones moest voor een bepaalde scène schreeuwen in paniek. Om toch een bepaalde energie in zijn stem te krijgen is hij op en neer gaan springen – op zijn sokken. In de meeste gevallen is het essentieel dat de acteurs een beetje bewegen in de studio. Het allerliefste zou ik al het geluid op locatie opnemen, mét key-props, zodat er iets is voor de interactie. Dit is volgens mij wat Wes Anderson en Claude Barras doen voor hun animatiefilms.’
Je eerste film Zaliger was een getekende animatie. Waarom ben je naar stop-motion overgestapt?
‘Ik kies de techniek op basis van de verhalen die ik maak, en de verhalen die ik verzin passen bij stop-motion. Ik heb een hang naar absurde, donkere verhaalvertelling. Edmond, mijn vorige film, gaat over een man die uit liefde kannibaal is. Hij wil mensen opeten omdat ‘ie dichtbij ze wil zijn. Dat kan heel erg morbide worden, als je dat als live-action zou filmen. Door animatie te gebruiken zit daar nog een laag van techniek tussen, waardoor je de dingen beter kan verteren. Omdat de figuren van wol zijn, en het bloed dat uit een oor spuit ook van wol is, kan je zoiets als kijker beter slikken.’
Het enige wat je soms op de been kan houden als je een beetje gek aan het worden bent, is iets maken
‘Met stop-motion kan je alles. Je kan een eigen wereld creëren. Ik kan elk blaadje op een boom precies maken zoals ik ‘m voor me zie. Bij live-action heb je daar een miljoenenbudget voor nodig. Het is zo leuk om een hele wereld in je hoofd te verzinnen die werkelijkheid kan worden.’
Wander to Wonder is eigenlijk ook een film over een hobbyist. Na zijn dood zie je de overblijfselen van z’n knutselwerkjes door het hele huis liggen. Hoe is dat deel van het verhaal ontstaan?
‘Tijdens het schrijven dacht ik veel na over hoe je, als je iets aan het maken bent, er op een gegeven moment zo lang mee doorgaat dat je er niet meer uit kan stappen. De poppen blijven ook maar doorgaan met filmen. Het enige wat je soms op de been kan houden als je een beetje gek aan het worden bent, is iets maken. Als je alleen bent bijvoorbeeld, of toen tijdens COVID. Dan ga je knutselen. Dingen creëren is eigenlijk een soort behoud van gekte.’
De film grijpt ook terug op de kinder-tv van vroeger. Hoe ben je daarop gekomen?
‘Ik ben acht jaar geleden begonnen met schrijven, samen met Simon Cartwright. We hadden eerst een andere focus. Het verhaal ging veel meer over de presentator, die de poppen gevangen hield. Toentertijd kwamen net die verhalen naar buiten over over kindermisbruik bij de BBC, achter de schermen bij kinderprogramma’s.Ik moest meteen denken aan De Fabeltjeskrant en De film van Ome Willem. Je krijgt het gevoel dat je kindertijd een beetje bezoedeld wordt. Het is een eng contrast, tussen dat hele vrolijke van kinder-tv en de narigheid die achter de schermen speelde.’
‘Dat misbruikverhaal is in de film naar de achtergrond gegaan, maar het contrast is gebleven. Ik vond het interessanter om het over de poppen te hebben, die opgesloten zitten na de dood van hun schepper, en de verschillende manieren waarop je met zo’n verlies kan omgaan. Je kan een verhaal over verlies op heel veel manieren vertellen, maar door de poppen twintig centimeter groot te maken en in zo’n raar programma te zetten, breng je er ook een lichtheid in. Het is een donker verhaal, maar er zit hopelijk ook genoeg humor in.’
Animatiefilms worden vaak voor kinderen gemaakt. Wander to Wonder niet, ook al speelt het zo met kindertelevisie. Hoe zie jij de doelgroep van je films?
‘Ik dacht altijd: animatie hoort bij Disney. Maar toen ik op de kunstacademie de donkere animatiefilms ontdekte van Jan Svankmajer, de Quay Brothers, Michaela Pavlátová, dacht ik: ‘Oh, hiermee kan je eigenlijk álle verhalen vertellen.’ Ik ben opgegroeid met Villa Achterwerk, met geweldige kindertelevisie. Wat er op dit moment gemaakt wordt, vind ik allemaal best wel netjes. Er zijn topfilms zoals Knor, maar je merkt ook meteen dat het goed werkt omdát dat niet zo netjes is. Ik zou wel een film willen maken die ik zelf als kind had willen zien.’
Jente doet graag alsof ze een enorm verfijnde smaak heeft, maar in werkelijkheid geldt vaak: hoe slechter de film, des te meer ze ervan geniet.