Onze website heeft een nieuw jasje! Lees hier meer over de veranderingen.

Interview

Guido van Driel over Toen we van de Duitsers verloren: ‘Ik wilde het niet campy’

Eens in de zoveel jaar staat striptekenaar en schrijver Guido van Driel op de set als regisseur. Voor zijn derde film ging hij terug naar zijn eigen jeugd, terug naar de jaren zeventig, en terug naar de graphic novel die hij eerder maakte over zomaar een zomerdag.

Toen we van de Duitsers verloren. Dat klinkt als een oorlogsfilm, maar het gaat over zomaar een zomerdag in 1974 in een gezinswijk in IJmuiden. De zon schijnt, bijna iedereen is op vakantie, hier en daar hangt nog een Nederlandse vlag; de avond ervoor speelde het Nederlands voetbalelftal de WK-finale tegen Duitsland – en verloor. Jonas boeit het allemaal niet zo. De tweede plaats is toch ook mooi? Hij baalt vooral dat al z’n vriendjes ergens ver weg op een camping staan. Er is bijna niemand meer over om mee te spelen.

Tip van Maan

Toen we van de Duitsers verloren

De nieuwe film van Guido van Driel (De wederopstanding van een klootzak), gebaseerd op zijn eigen jeugdherinneringen en de graphic novel die hij er eerder over maakte.

Maar dan komt hij Daan tegen. Ze zijn geen vriendjes, maar besluiten bij gebrek aan beter met elkaar op te trekken. De jongetjes blijken tegenpolen. Jonas de gevoelige verzamelaar met een eigen museumpje van potscherven, Daan een durfal die dingen wil doen die eigenlijk niet mogen. Samen gaan ze op zoek naar Karsten (Jonas wil met hem spelen, Daan krijgt nog geld van hem) en samen denken ze aan Catootje, een meisje van verderop, dat sinds kort wordt vermist. Is ze gewoon even weg, of is er iets verschrikkelijks gebeurd? 

Schrijver, striptekenaar en filmmaker Guido van Driel groeide zelf op in de jaren zeventig, hij was ook een gevoelig jongetje met een eigen mini-museum, en hij maakte mee hoe een oud-klasgenootje spoorloos verdween. Van die ervaringen maakte Van Driel eerst een graphic novel, die hij nu zelf heeft verfilmd. ‘Het voelt meer als film op zich, dan mijn verfilming van de strip’, vertelt hij in zijn stamcafé in Amsterdam. Andere gasten vragen hoe de première van zijn film, twee dagen eerder, is gegaan. Achter hem, boven een trapgat, hangt de poster: zwart-wit met in knaloranje letters Toen we van de Duitsers verloren. Van Driel is moe (van het premièrefeest, dat eindigde in een kroegentocht tot 5 uur ’s ochtends), maar ontspannen. Hij zegt dat hij precies de film heeft kunnen maken die hij voor ogen had.

‘Er zitten scènes in deze film die ik nooit voor de strip heb kunnen maken. Zoals die met de jongens en de pornoblaadjes. Dat kun je leuk tekenen, maar dat werkt nooit zo goed als dat je ze echt ziet giebelen. We hebben de jongens de blaadjes pas op de set laten zien. Bij het repeteren kregen ze iets anders te lezen. Ze wisten waar het om ging, maar niets werkt zo goed als de echte plaatjes. Toen ze die zagen, werden ze echt heel erg giebelig. Dat werkte geweldig.’

Hoe was het om opnieuw, voor de tweede keer eigenlijk, terug te keren naar de jaren zeventig, de jaren waarin je bent opgegroeid?

‘Op locatie, bij de Noorder IJplas, vond ik prompt tussen het zand pijpenkoppen en potscherven. Ik was meteen gefocust op de grond en wilde weer van alles verzamelen, terwijl de rest van de crew allang weer door was. De tijd van toen naar nu bleek moeiteloos te overbruggen. En als ik door de monitor keek, overtuigde het me ook wel, de jaren 70 feel.’

Ik ben niet op zoek naar regieklusjes. Daar ben ik veel te egocentrisch voor

Waar zit ‘m dat in, die feel? 

‘Door niet al te zeer naar de jaren 70 te verwijzen, en door tegen de art direction te zeggen: doe vooral ook dingen van eerder, van de jaren 60. Niemand heeft gisteren z’n meubilair ingekocht. Dus het moest een beetje mix zijn’

‘Ik was bang voor het cliché, zoals in 't Schaep met de 5 pooten. Wat leuk is, maar wel erg campy. En dat wilde ik niet. Behalve in het huis van Daan. Daar mocht het wel. Ik had een jeugdvriendje wiens ouders van de ene op de andere dag een ander interieur konden hebben. Alle asbakken die gisteren nog blauw waren, waren dan allemaal vervangen door rode.’ 

‘Het grootste deel van de film hebben we opgenomen in IJmuiden. Het meisje uit mijn klas dat verdween, kwam uit Amsterdam. Ik woonde er al toen niet meer. Ik woonde in Zaandam. Voor de strip heb ik het verhaal toen daarnaartoe verplaatst. De bedoeling was om het ook in Zaandam te filmen, maar alle huizen daar waren voorzien van zonnepanelen. Het locatiebureau zei toen: laten we kijken in IJmuiden. Dat vond ik echt een ontdekking. De omgeving, de duinen. En we hadden fijne werkomstandigheden. De mensen waren gastvrij en rustig. Alleen de grasvelden lagen vol met drollen. Alsof het daar nog de jaren 80 was.’

Je film is in zwart-wit, dat voelde heel passend. Maar de strip is in kleur. Waarom heb je die aanpassing gedaan? 

‘Ik had het verhaal al in kleur gemaakt en beleefd en vroeg me af: hoe zou het zijn in zwart-wit? Over dat plan heb ik eerst drie maanden gezwegen. Het moest geen impulsieve actie zijn. Ik heb wel vaker dat ik een film zie en dan denk: ja zó moet ik het doen! Dit keer was ik geïnspireerd door het zwart-wit van Roma. Na drie maanden vond ik het nog steeds een goed idee. Toen heb ik het als eerste aan mijn vaste cameraman Lennert [Hillege, red.] voorgesteld. Die reageerde gelukkig heel positief. Hij zag het helemaal voor zich. Hij had eigenlijk al niet zo’n zin in al die jaren 70-kleurtjes overal, dat vond hij niet zo interessant. Van zwart-wit wordt het automatisch wat meer grafisch. De producent zei wel dat we minder kijkers zouden trekken, maar we trekken sowieso betrekkelijk weinig kijkers. Tsja!’

Wat vind je daarvan, dat er misschien weinig mensen naar je film komen kijken?
‘Ik vind het altijd jammer. Ik kan me er ook wel kwaad over maken. Sommige suffe films zijn dan wel succesvol. Maar wat kan ik er aan doen? Een kleine troost is dat mijn films op de streamers zijn beland. Maar je wil toch het liefst dat de bioscopen vol zitten.’

Is het een reden om ander soort films te maken?
‘No way.’

Of om er helemaal mee te stoppen?
‘Ik denk alleen aan stoppen aan het einde van een draaiperiode, als ik helemaal uitgeput ben. Ik slaap slecht en ben dan zo moe. Dat duurt weken. Na iedere film heb ik gezegd: dit doe ik nooit meer. Als je foto’s van mij ziet op de set, dat is echt hilarisch. Ik zie er zo slecht uit. Het is vooral stress. Er is altijd wat om over na te denken.’

‘Ik ben van nature tamelijk chaotisch. Mij moeten ze altijd en overal mijn shotlist nadragen. Ik loop er voortdurend vandaan en ben soms echt een dilettant. Lennert is meer de stuwende kracht. Dat komt omdat hij heel ervaren is, en een snelle denker. Hij wordt minder gehinderd door voorkennis dan ik. Ik heb een beeld van hoe het wordt, terwijl hij ziet hoe het is. Ik begin dat nu wel te leren, maar Lennert is me altijd net voor. Dan hoor ik hem iets zeggen, dan denk ik: dat dacht ik ook, maar ik dacht er nog even over na. Maar dat is ook fijn. Dan weet ik: we zitten goed.’

Hoe was het om samen te werken met je twee piepjonge hoofdrolspelers.
‘Geweldig leuk. Ik weet niet of ik het 10 jaar geleden ook had gekund. Ik heb geen kinderen, maar ik heb wel een kleinzoon. Vanaf zijn geboorte is hij drie dagen in de week bij ons, omdat zijn moeder er alleen voor staat. Ik was aanwezig bij de geboorte en heb hem helemaal zien opgroeien. Fantastisch! Ik denk dat dat mij geholpen heeft om op een goeie manier met de jongens om te gaan. Ze mochten hun jongensachtigheid uitleven op de set, en af en toe moest ik ze tot de orde roepen. ‘Kom op, niet zo meelperen!’ Vooral Rein [die de rol van Jonas speelt, red.] kon aan het eind van de dag heel hangerig worden en klagen. Ik zei dan: we zitten hier toch met veertig mensen, en die doen allemaal hun best. Dus dan moet jij ook nog effe.’ 

Na iedere film heb ik gezegd: dit doe ik nooit meer

‘Kylian moest ik leren hoe hij pijltjes van papier kon draaien. Hij moest ook zijn eigen blaaspijp maken en leren schieten. Hij liet het een keer zien en toen zei ik: ja jongen, dat lijkt nergens naar, het moet veel scherper. Hij moest het blindelings kunnen. Heel veel dingen leg je ook uit. ‘Maak je niet dik, dun is de mode’, dat is iets wat je in de jaren zeventig kon zeggen. Maar dan zei Kylian: wat zeg ik nou?’

Je bent striptekenaar… mag ik eigenlijk striptekenaar zeggen?
‘In het begin vond ik het nog wel belangrijk dat mensen goed moesten begrijpen dat ik graphic novellist was, en geen striptekenaar. Haha. Maar dat maakt me niet zoveel meer uit.’

Oké je bent striptekenaar, maar ook filmmaker. Ben je ook onderdeel van de Nederlandse filmwereld? 
‘Ik denk het wel, maar zo beleef ik het niet. Ik zit veel meer in de stripwereld, die, moet ik zeggen, ontzettend aardig is. Het is een ontzettend leuke scene. Dat komt omdat iedereen weet dat we allemaal heel erg hard werken voor altijd te weinig geld. Het is marginaal. Je voelt dat iedereen ten diepste met elkaar sympathiseert. Schrijvers die zitten elkaar zo vreselijk de maat te nemen en vliegen af te vangen. Misschien omdat er meer geld bij komt kijken. In de filmwereld ken ik niet veel mensen en ik zoek de gala’s en de feestjes niet op. Ik straal door afwezigheid.’ 

Ik wil gewoon lekker tekenen, omdat het zo asociaal is

Zou je niet meer films kunnen maken, of regieklusjes kunnen krijgen, als je wel naar al die feestjes zou gaan? 
‘Ik ben niet op zoek naar regieklusjes. Daar ben ik veel te egocentrisch voor. Ik wil alleen iets maken op mijn voorwaarden. Ik ben niet ingestapt als regisseur om vervolgens te schipperen. Ik denk dat er in de Nederlandse filmwereld te veel wordt gepolderd, terwijl je dat juist niet moet doen. Alex van Warmerdam is daarin wel de grote master.’

En dan is het niet jammer dat je maar af en toe aan het regisseren bent? 
‘Het duurt soms wel lang. Het is een lang proces. Eens in de vier of vijf jaar sta ik op de set. Maar aangezien ik ook m’n strips maak, lijd ik daar niet vreselijk onder. Ik wil ook gewoon lekker tekenen, omdat het zo asociaal is. Lekker thuis met grijze dagen, buiten regent het, en dan zit ik lekker mijn tekeningetjes te maken. Heerlijk.’

‘Met film vind ik het wel ontzettend leuk dat je met zoveel mensen samenwerkt, en dat je je voordeel doet met de inbreng van anderen. Ik denk altijd maar: alles voor de film. Als mijn film er beter van wordt, dan pak ik dát idee, en dát idee. Het maakt niet uit waar het vandaan komt. Een goed idee weet ik wel te herkennen.’

Foto: Marc Kniphorst

Jesse

Jesse werkt al meer dan 14 jaar bij Cineville. Toen hij begon maakte hij de nieuwsbrief en filmagenda – en dat doet-ie soms nog steeds. Maar meestal is hij druk als eindredacteur en wandelend Cineville-archief. Voordat hij bij Cineville belandde studeerde hij Media & Cultuur (in Amsterdam) en Journalistiek (in Groningen).

Gerelateerde films

Tip van Maan

Toen we van de Duitsers verloren

‘Na verloop van tijd laat de alledaagsheid de diepste indruk achter.’