Onze website heeft een nieuw jasje! Lees hier meer over de veranderingen.

Interview

Guido van Driel en Lennert Hillege over Bloody Marie en filmen op de Wallen: ‘Ze zeiden: misschien kan je het beter ergens nabouwen’

Guido van Driel en Lennert Hillege kochten ramen uit, negeerden dronken toeristen en werden dorpsbewoners in de rosse buurt van Amsterdam. Alles voor het perfecte decor van hun film over de Duitse dronkenlap Marie Wankelmut.

‘Zou je dat nou wel doen?’ Regisseurs en schrijvers Lennert Hillege en Guido van Driel hebben het heel vaak moeten horen. Want je complete film opnemen op de Wallen, in de kleine straatjes, tussen de baldadige toeristen en hoerenlopers met herkeningsvrees: zou je dat nou wel doen? Met een Duitse in de hoofdrol nota bene, die Nederlands spreekt met een dik accent: zou je dat nou wel doen?

Tip van Jesse

Bloody Marie

De ooit succesvolle striptekenares Marie Wankelmut woont op de Amsterdamse wallen. Drankzuchtig en als een ongeleid projectiel belandt ze van het ene conflict in het andere.

Gelukkig hébben ze het gedaan, want het zijn de Wallen en de Duitse hoofdrolspeler Susanne Wolff die Bloody Marie tot een exotisch en prettig chaotisch uitstapje maken. De film neemt je mee naar plekken waar camera's zelden komen. De ramen met rode lampen kennen we, maar hoe de wereld daarachter, erboven en ertussen eruitziet, dat zien we eigenlijk nooit. ‘Als een film in de rosse buurt speelt, zie je altijd de begane grond. Met gedoe achter de rode gordijnen. Wij wilden ook de eerste, tweede, derde verdieping als decor’, vertelt Van Driel (De wederopstanding van een klootzak), die zelf een paar jaar op de Wallen heeft gewoond.

En dus gaan we in Bloody Marie de steegjes en trappenhuizen in. Mee op pad met striptekenaar Marie Wankelmut (Wolff), die er een appartement en tekenstudio heeft. Het schelmenverhaal, over de doorgaans stomdronken Marie en de nacht waarin ze op het dak bij de buren een stapel geldbiljetten jat (met alle gevolgen van dien), schreef filmmaker en striptekenaar Van Driel samen met Hillege, zijn vaste cameraman en dit keer ook co-regisseur.

Ik spreek ze samen in Van Driels stamcafé, aan de rand van de Wallen. Van Driel, wijzend naar achteren: ‘De Molensteeg hierzo hebben we een nacht helemaal uitgekocht.’ Hillege: ‘Je kan niet zomaar voor het raam van een prostituee gaan staan. Dan is zij haar klanten kwijt, ook al film je de andere kant op. Als er ergens een complete filmcrew staat, ga jij in je regenjas wel ergens anders heen.’

Hoe werkt dat, een straat uitkopen op de Wallen?

H: ‘In samenspraak met de eigenaren van de ramen kies je de meest rustige dag. De woensdagnacht of woensdagochtend is kennelijk het minst populair. Dan hoefden wij alleen de ramen uit te kopen die al waren verhuurd, en dat waren er dan maar een paar. Je bent vooral bezig mensen te leren kennen. Het proces om je voet tussen de deur te krijgen, daar moet je de tijd voor nemen.’

Dagjesmensen, daar kan je je niet op voorbereiden

Als de Wallen in het nieuws zijn, gaat het vaak over de immense drukte en het gevoel van onveiligheid. Hoe is het om op zo'n plek je film te draaien?

vD: ‘Het viel allemaal wel mee. In de nachten werd het weleens onrustig. Ik kan me nog herinneren dat we een keer lang op een shot hebben moeten wachten omdat een dronken toerist niet uit het kader wilde stappen. We hebben hem een tijd lang genegeerd. Op een gegeven moment is voor hem de lol er wel vanaf, maar dat duurt voor je gevoel eindeloos. Je kijkt altijd tegen een achterstand aan, en dan is er zo'n eikel die je nog meer vertraagt. Dragos (Bucur, de Roemeense acteur die de rol van pooier Dragomir speelt, red.) werd heel boos. Het was een landgenoot. Hij was zó boos op die gozer. Hij hing stennis maken bij de jongen. Gelukkig werd het geen handgemeen.’

H: ‘Maar het spande er wel om. Dagjesmensen, daar kan je je niet op voorbereiden.’

Maar het moest en zou op de Wallen?

vD: ‘Het is ons afgeraden. Mensen zeiden: misschien kan je het beter ergens nabouwen.’

H: ‘Maar dat is ook een dure missie die vrij weinig oplevert. Je krijgt dan één nagebouwd hoekje. Dan hadden we het toch liever echt. Maar de Wallen zijn een vrij oncontroleerbaar decor. Als je naar Flevoland gaat, naar de polder, dan weet je: als het seizoen niet verandert, ziet alles er over drie dagen nog hetzelfde uit. Als je een uur later terugkomt op de Wallen, is het alweer helemaal anders. We hebben ontdekt dat het gebied vier fases heeft: eerst het moment dat alle toeristen er zijn, dan verdwijnen de toeristen en beginnen de vrouwen hun deuren open te doen, dan heb je het enge uurtje midden in de nacht met alleen de hoerenlopers en in de ochtend staan de bewoners op straat met hun krantjes en begroet iedereen elkaar met -hé hallo goedemorgen, hoe is het?- Dan is het opeens net een dorp.’

Overal waar we draaiden ging de spuit eroverheen. Voor de weerkaatsing van het licht

Wat voor mensen wonen op de Wallen?

H: ‘Van alles. Van authentieke artistieke Amsterdammers tot expats en studenten. Het is best een gemêleerde bedoening.’

vD: ‘Eén keer hebben we last gehad met schreeuwende travestieten. Zuid-Amerikaanse travestieten.’

H: ‘Zij hadden een raam, en wij hadden niet eens gezien dat het een raam was, ver in de achtergrond. Daar kwam geen klant meer langs. Die avond zijn we er niet uitgekomen, maar de dag erna hebben we afspraken met ze gemaakt. Ik weet niet meer of we ze allemaal betaald hebben. Het was meer van: de dag waarop jullie niet hoeven te werken, komen wij filmen.’

vD: ‘In het begin van de film is een scène waarin Marie Dragomir ontmoet, in een steegje, en daar hoor je allemaal geschreeuw doorheen. Dat zijn zij. Dat draagt natuurlijk wel bij aan de authenticiteit.’

H: ‘Totdat ze opeens in een zijden badjasje in het shot komen lopen en zeggen: wanneer gaan jullie weg?!’

Als Marie over straat loopt, of in haar appartement is, zie je altijd wel ergens rood licht.

H: ‘Dat was de missie.’

vD: ‘Neon wilden we vooral. Rood, blauw, groen. Dat wilden we versterken door alle straten voortdurend nat te houden. Overal waar we draaiden ging de spuit eroverheen. Voor de weerkaatsing van het licht.’

Guido jij hebt een paar jaar op de Wallen gewoond. Hoe was dat?

vD: ‘Of ik daar nu nog zou willen wonen is een ander verhaal, maar toen was ik gewend aan de drukte. De laatste 100 meter naar je huis, als het echt heel druk wordt, valt er een soort mentale onverschilligheid over je heen. Je kan wel blijven zeggen ‘wat hinderlijk is dit allemaal’, maar dat schiet niet op. We woonden op drie hoog, dan is het geroesemoes ver weg. Ik heb wel moeten wennen aan het gebonk van de housemuziek. En er was een straatzanger die iedere nacht onder mijn raam knock-knock-knockin' on heaven's door stond te zingen, wat ik al een klotenummer vind.’

En er was een straatzanger die iedere nacht onder mijn raam knock-knock-knockin' on heaven's door stond te zingen

H: ‘Het ligt eraan waar je woont. Sommige mensen wonen heel kut, op de hoek, met alleen een raam aan de steegkant, waar het het drukste is. Sommige mensen wonen aan de achterkant, en dan is het opeens een paradijs.’

vD: ‘Het tuintje dat je ziet in de film, van die tante, is ook echt een tuin in de rosse buurt. Dat vind ik eigenlijk wel leuk, dat de intimiteit aan de achterkant zo anders is dan voor.’

Ik kan me voorstellen dat je veel ziet en meemaakt waar je niet op hebt gerekend. Is daar iets van terug te zien in de film?

H: ‘We hebben hier zo lang gebivakkeerd, dat ik niet meer goed weet waar we begonnen zijn en wat de Wallen hebben ingebracht. O ja, dat moment waarop Suzanne (Wolff, red.) op het dak staat en naar de stad schreeuwt. De stad schreeuwde eerst naar haar en toen ging ze terug schreeuwen.’

vD: ‘Dat hadden we niet voor haar geschreven. Dat ‘hallo Amsterdam, hallo Brutus’, dat deed Suzanne zelf en dat voelde meteen goed. Oorspronkelijk speelde het verhaal zich sowieso meer binnen af, zoals in Rear Window. Met een achterkant met uitzicht, en een heel helder plan daarvoor. Dat is het niet geworden, ook omdat we dat nergens zo gevonden hebben. We zijn op zeker veertig dakterrassen geweest.’

Waar is Marie vandaan gekomen?

H: ‘Ze begon als een man. Die was een beetje gebaseerd op iemand die Guido goed kent. Iemand met een drankprobleem.’

vD: ‘Hij heeft op de toonbank van een drankwinkel gekotst, uit boosheid, omdat 'ie z'n drank niet kreeg. Dat was meteen een goed beeld. Later ontstond het idee om er een vrouw van te maken.’

H: ‘Dat is toch een minder voorspelbare dronkenboer. Waarom zou een vrouw geen zuiplap kunnen zijn? En in een verhaal over pooiers en prostituees krijg je een andere wrijving met een vrouw dan met een man die als een soort olifant over de Wallen banjert.’

vD: ‘En dat het een Duitse moest zijn, komt omdat ik getrouwd ben met een Duitse. Ik weet hoe het is om om een Duitse vrouw te geven. We kregen vaak de vraag waarom ze per se Duits moest spreken. Blijkbaar is dat een prikkelend accent voor Nederlanders. Want die beginnen in no time over de oorlog. Nog altijd. Mijn vrouw maakt dat wel mee.’

Waarom zou een vrouw geen zuiplap kunnen zijn?

H: ‘Suzanne ook.’

vD: ‘Nederlanders hebben geen idee.’

H: ‘Binnen een half uur komt er altijd iets. Dan gaat het even over geschiedenis, en meteen ook over Nederland en Duitsland.’

vD: ‘Hoppatee.’

H: ‘Altijd. Zeer goed bedoeld hoor. Niet met een vingertje.’

vD: ‘Niet zo van: jij deugt niet. Misschien is het een onbewuste wens om de ander op dat punt gerust te stellen. Ik weet niet waar dat vandaan komt.’

Het accent geeft haar ook iets exotisch.

vD: ‘Het heeft iets prikkelends. Het is hetzelfde als iemand in een dialect spreekt, dat kan ook heel lekker werken. In plaats van áltijd dat ABN. Dus we wilden een accent. Dat was de eis: onze hoofdrolspeler moest Duits zijn en Nederlands gaan leren. Suzanne heeft dat fantastisch gedaan. Ze kon nog geen Nederlands toen we haar naar dat ene klooster in Vught stuurde. Drie weken heeft ze daar een cursus gedaan. Toen ze terugkwam kon ze het.’

H: ‘Wat doen die nonnen daar toch? Het is alsof ze was ingeruild voor een alien-versie die Nederlands sprak. Ze was heel fanatiek. Suzanne is daarna in Amsterdam gebleven en heeft alleen nog maar Nederlands gesproken. Met het schaamrood op haar wangen. Ze vond het heel spannend, maar ze heeft wel gedaan.’

Jesse

Jesse is inmiddels 13 jaar redacteur bij Cineville. Wat hij daarvoor deed? Doet dat er toe? Het gaat tenslotte erom dat hij al 13 jaar Cineville-redacteur is. Dertien. Jaar. Meer dan een decennium lang. Mocht je dat met hem willen vieren, neem ’m dan mee naar de film en laat hem er daarna een stukje over schrijven.

Gerelateerde films

Tip van Jesse

Bloody Marie

‘Van alle zuipschuiten op de Wallen, is Marie met afstand de allerbeste.’