Er is van alles gaande in Baantjer, het begin. Het speelt in Amsterdam, in de laatste dagen van april 1980: een jonge Beatrix staat op het punt gekroond te worden tot Koningin der Nederlanden terwijl een uitdijende groep krakers en studenten boos is over een tekort aan woningen en banen. Dit zijn de eerste werkdagen van de ambitieuze Urkse inspecteur Jurre de Cock (Waldemar Torenstra) die partner wordt van de doorgewinterde Tonnie Montijn (Tygo Gernandt), een ongeschoren Amsterdammer met een plat accent en een hart van goud. Dat klinkt een beetje cliché, dat is het misschien ook wel, maar dat maakt voor dit verhaal eigenlijk niks uit.
Film met Fien
Baantjer, het begin en waarom millennials verlangen naar tijden van luxaflex en warm eten tussen de middag

Fien ging naar Baantjer, het begin en hoopte op een nostalgische tijdreis naar de jaren tachtig. Ze werd niet teleurgesteld.

Baantjer - Het begin
Rechercheur De Cock is terug. Jonger, sneller en explosiever dan ooit.
‘Geen woning, geen kroning’: dat is waar De Cock in verzeild raakt. Maar alsof deze historische situatie en de hoofdrolspelers daarin (de koninklijke familie versus rellende krakers! Midden op de Dam! Wat een geschiedenis!) niet genoeg zijn, haalt Baantjer, het begin er ook nog een grote drugsdeal én een bankoverval én een stel Belgische criminelen bij. Ik zei al: er is van alles gaande.
Ik heb nog nooit een aflevering van de tv-serie Baantjer (1995-2006) gekeken en ik vind het moeilijk om naar Tygo Gernandt te kijken en te vergeten dat hij de huiveringwekkende reclame van Schimpie de voetschimmel heeft ingesproken (*TRIGGER WARNING*), maar tóch is Baantjer, het begin echt leuk. Ten eerste zit Loes Luca erin, en zegt ze over de jonge Prins Claus dat het een ‘fijne knul’ is. Als Loes Luca-fan en zeer selectief koningshuisliefhebber (ik vind alleen Beatrix en Claus leuk, voor de rest ben ik een republikein) was dit moment een hoogtepunt.
Die gezellige retro-vibe was waarom ik Baantjer, het begin wilde zien
Ten tweede speelt Waldemar Torenstra de jonge De Cock echt goed en doet hij, afgezien van het typische c-o-c-k-citaatje, gelukkig niet allemaal afgezaagde reboot-knipogen, én heeft 'ie al in het begin een spectaculaire achtervolgingsscène waarin hij heel eigenaardig van een trapleuning afglijdt (ga 'm maar zien, dan weet je wat ik bedoel). Ten derde draagt Tygo Gernandt hysterische truien, die extreem goed passen bij het Amsterdam van de jaren tachtig, waarin telefooncellen, logo's, pennenbakjes en de meter van de taxi allemaal een gezellige retro-vibe hebben.

Het kleurenschema van de jaren tachtig. Toevallig ook het kleurenschema van de queer flag voor bisexuals. Op twitter ook wel 'bisexual lighting' genoemd. Coincidence? I THINK NOT.
Want die gezellige retro-vibe was eigenlijk waarom ik Baantjer, het begin wilde zien. Ja, oké, ik wilde ook een beeld krijgen van de krakersrellen in Amsterdam, hoe het eraan toe ging in het enorme kraakpand/dichtgetimmerde fort de Groote Keijser, en hoe die demonstratie op de dag van de kroning er precies uitzag - maar ik wilde vooral heel graag zien welke auto's er destijds rondreden, wat voor kleding en brillen men droeg, en hoe huizen waren ingericht. Daarin stelt Baantjer niet teleur: er is een personage dat Van Kemenade heet (ik denk dat de laatste generatie Van Kemenades precies in 1989 is gestorven, lijkt me toch???) en Montijn mag van zijn baas de luxaflex (sorry, ik bedoel Luxaflex®) niet aanraken in het rokerige kantoortje waar de asbak en de rolodex (pardon, Rolodex®) op het bureau staan. Daarnaast is de film de helft van de tijd verlicht in roze, paars en blauw - het kleurenschema van (onze hedendaagse interpretatie van) de eighties. Met die jarentachtignostalgie zit het dus wel goed.
Maar waarom wil ik dit zo graag zien, waarom vind ik deze beelden zo geruststellend? Ik was nog niet eens geboren in de jaren tachtig.

Ryanne van Dorst als patholoog-anatoom met een Led Zeppelin t-shirt en oranje walkman.
Onze hang naar nostalgie komt ook voort uit de poging een existentiële crisis te beteugelen
Volgens dit artikel in Bustle heeft onze collectieve obsessie met nostalgie en vooral de hang naar specifiek de jaren tachtig te maken met het feit dat de filmmakers van nu zijn opgegroeid in dit decennium: Thijs Römer bijvoorbeeld, die samen met zijn vader deze film initieerde en kleinzoon is van Piet Römer, de ‘oude’ De Cock. Denk ook aan Matt en Ross Duffer, de makers van Netflix-series Stranger Things, die naar eigen zeggen geïnspireerd raakten door de films en tv-series waarmee zijzelf opgroeiden. Het helpt natuurlijk ook dat Baantjer, het begin een soort herstart is: een publiek herkent de titel en denkt, hé, dat keek ik vroeger, met mijn ouders op de bank voor de tv.
Maar dat zijn niet de enige redenen. In dit artikel in Newsweek wordt nostalgie beschreven als ‘comfort food to nurse our existential crises’: oftewel, onze hang naar nostalgie komt ook voort uit de poging een existentiële crisis te beteugelen. Het biedt zekerheid in onzekere tijden. Dat zou misschien verklaren waarom millennials (waar ik mij onbeschaamd toe reken) zo gevoelig zijn voor nostalgie en de bijbehorende ‘nostalgia marketing’.

Eighties politiebureau + eighties bril.
Elena Weissman, redacteur van HuffPost, verwoordt het zo: ‘The reason for our fixation on the past, it seems, is anxiety about the future.’ Millennials worden vaak gezien als de eerste naoorlogse generatie die minder goed af is dan de generatie ervóór: ze hebben, door de wereldwijde economische crisis van 2008, minder financiële zekerheid door een moeilijke arbeidsmarkt met laagbetaalde banen en flexwerk als nieuwe standaard, en weinig uitzicht op een rooskleuriger toekomst. Zoals Hadjar Benmiloud schrijft in de Groene Amsterdammer: ‘Waar vrijwel alle naoorlogse generaties als vanzelfsprekend uitgaan van een opwaartse lijn, lijken millennials in hun levens vooral bezig met niet te verliezen.’
Fien, ga je nu serieus Baantjer, het begin koppelen aan de staat van de wereldeconomie?
Dat gebrek aan vanzelfsprekendheid resulteert misschien wel in onze obsessie met vroeger, toen alles een stuk overzichtelijker leek. Het Amsterdam van de jaren tachtig, bijvoorbeeld. (Fien, ga je nu serieus Baantjer, het begin koppelen aan de staat van de wereldeconomie? Ja. Dat doe ik ja.) En dan is Baantjer, het begin óók nog een Hollandse film! Dat maakt het nog net iets leuker en nog nét iets nostalgischer. Want de jaren tachtig voelen al als een warme deken, maar de stamppot tussen de middag bij Loes Luca thuis, Waldemar Torenstra op de fiets door de Amsterdamse steegjes, en het bruine café waarin de politiemannen afspreken om een vaasje te drinken maken deze film al helemaal van een geruststellende herkenbaarheid.
Fien Veldman (1990) schrijft zowel fictie als essays. Als een film de Bechdel-test niet passeert is ‘ie waarschijnlijk niet aan haar besteed.