Onze website heeft een nieuw jasje! Lees hier meer over de veranderingen.

Blikvangers

Cinematograaf Aziz Al-Dilaimi: ‘Vragen stellen is de kern van mijn werkwijze’

In Blikvangers praten we in samenwerking met VERS met de nieuwe makers van Cineville over hun vak en hun filmliefde. Voor deze editie filosofeerden we met cinematograaf Aziz Al-Dilaimi en hadden we het over Caravaggio, het Nederlandse platteland en #durftevragen. 

Sinds zijn afstuderen aan de Filmacademie in 2015 legde Aziz Al-Dilaimi de wereldtour van dj Hardwell vast en schoot hij verschillende korte films zoals Mocromode (2018), Nothing to Declare (2018) en Door Wilskracht Sterk (2020). Met regisseur Dwight Fagbamila stond hij net in de startblokken voor het draaien van zijn eerste speelfilm Femi (2021?), totdat het coronavirus roet in het eten gooide. Gelukkig was er deze zomer een lichtpuntje: in juni won Aziz de ADCN-vakprijs Cinematografie voor Sexorcism (2019), de hentai-inspired short die hij voor Cineville maakte met regisseur David-Jan Bronsgeest. De jury prees niet alleen zijn camerawerk, maar ook zijn ‘visuele onderzoek’.

We ontmoeten Aziz in zijn kantoor in Amsterdam, waar hij enthousiast zijn schrijftafel en verzameling kunstboeken laat zien. Want wie denkt dat je als cameraman alleen met een camera in de hand op de set hoeft te verschijnen, kent Aziz nog niet. ‘Mijn werk is een een soort zelfstudie. Binnen mijn filosofie is filmen niet zo simpel als het richten van je camera op een onderwerp. Je schept betekenis en daar komt verantwoordelijkheid bij kijken. Die verantwoordelijkheid neem ik heel serieus.’

We bladeren door een boek met schilderijen van de barokke schilder Caravaggio
en zien Bijbelse vertellingen vol bloed en dramatische gelaatsuitdrukkingen. Vanwaar al die kunstboeken?
‘Hoewel ik pas op mijn twaalfde voor het eerst naar de bioscoop ging, heb ik altijd al een obsessie gehad met beeldtaal. Godsdienstige iconen, glas-in-lood-ramen, tekenfilms en stripverhalen hebben met elkaar gemeen dat je de beelden moet ontcijferen voordat je de betekenis snapt, maar dat ze ook op zichzelf kunnen staan. Als ik terugdenk aan mijn jeugd, denk ik vooral aan het ontrafelen van die beelden omhoog. Het was een bijzondere situatie: een uit Irak gevlucht gezin dat vanuit Libië, waar ik geboren ben, in Nederland terechtkomt in het streng katholieke boerendorpje Zeeland (in Noord-Brabant). Mijn moeder legde mij via een stripboek de leer van het Sjiisme uit. Maar, doordat je binnen de Islam mensen niet direct mag afbeelden, bestond het boek uit abstracte vormen die ergens iets heel menselijks hadden.’ 

Mijn moeder legde mij via een stripboek de leer van het Sjiisme uit

‘Er was een tijd dat ik nog geen Nederlands sprak, maar wel graag televisie keek. Het frustreerde me dat ik niet altijd alles meekreeg, waardoor ik extra mijn best deed om betekenis te halen uit de vormgeving. In een tekenfilm als Alfred Jodocus Kwak en de Kraaienpartij (1990) vond ik houvast in de Leni Riefenstahl-achtige beeldmontage waaruit ik kon aflezen wie de held was en wie de slechterik. Daarnaast kwam ik op een katholieke school terecht waar er veel aandacht was voor iconografie. Vertellingen in glas-in-lood. Verhalen uit de Bijbel. Rijkversierde schilderijen en beeldhouwwerken in de kerk waar mijn schoolvriendjes hun communie deden. Ik denk dat veel mensen waar ik nu mee samenwerk niet zouden verwachten dat ik eigenlijk een boerenjongen ben met kennis van katholieke iconografie.’

Over verwachting gesproken: je zegt dat je op je twaalfde voor het eerst naar de bioscoop bent geweest. Kon je je toen al voorstellen dat je ooit zelf in de filmwereld terecht zou komen?

‘Nee, ik kon me dat totaal niet voorstellen. Door op te groeien in een geïsoleerde gemeenschap op het platteland, met ouders uit een totáál andere context, waren dingen voor mij niet altijd vanzelfsprekend. Daarom wilde ik aanvankelijk journalist worden. Ik wilde de wereld om me heen niet alleen vanuit mijn eigen perspectief begrijpen, maar een vertaalslag maken naar een bredere context. Op de middelbare school kwam ik in aanraking met films en het maken van filmpjes. Dat vond ik geweldig, maar wel met journalistiek in mijn achterhoofd. Ik was me niet bewust van het feit dat er opleidingen waren om filmmaker te worden. Niemand in mijn omgeving was daarmee bezig. Het is een zoektocht geweest om te komen waar ik nu ben.’

Kun je wat van die stappen benoemen? 

‘Ik ben via de vakopleiding camera & montage in Arnhem en een propedeusejaar aan de HKU uiteindelijk bij de Filmacademie terechtgekomen. Je hebt filmmakers die van huis uit in het vak gerold zijn, maar dat is niet mijn verhaal. Ik moest van ver komen. Het ene is niet beter dan het andere, maar het is wel een wezenlijk ander proces waardoor je misschien ook met een ander bewustzijn je vak uitoefent. Omdat mijn achtergrond een uitzondering is op ‘de norm’ binnen de filmwereld, zie ik het ook als verantwoordelijkheid om die stappen zichtbaar te maken. Hopelijk ziet een nieuwe generatie dat het ook mogelijk is om films te maken als je niet uit een super geprivilegieerde omgeving komt.’

Je hebt nu een diploma van de Filmacademie, bent in Amsterdam gaan wonen en hebt een netwerk opgebouwd. Hoe verhoud je je nu tot de plek waar je vandaan komt en is die link terug te vinden in je werk? 

‘Door het contrast tussen de Randstedelijke filmgemeenschap en het katholieke boerendorp dat ik ook mijn thuis noem, ben ik constant bewust van het feit dat bepaalde kennis of bepaalde normen en waarden niet vanzelfsprekend zijn. Als je opgroeit tussen twee verschillende culturen, ga je al snel opzoek naar manieren om bruggen te bouwen. Je wil kunnen communiceren ondanks de verschillen. Vragen stellen is dan heel belangrijk, dat is ook de kern van mijn werkwijze. Al merk ik soms in mijn werk ook een soort weerstand tegen die kritische houding.’

Het zou het vak zo verrijken als een kritische blik gezien zou worden als een uitnodiging tot wederzijds begrip

‘Een gelijkgestemde gemeenschap waarin mensen veel op elkaar lijken, zoals de Nederlandse filmwereld, kan enerzijds veilig voelen. Aan de andere kant is het in zo’n groep minder vanzelfsprekend om kritische vragen te stellen en te kijken naar het grotere verhaal. Het gaat in de praktijk vaak meer om artistieke en financiële keuzes en minder om de vraag welke onderliggende betekenis je uitdraagt, wie er mee mag praten of voor wie je de film maakt. Zulke vragen worden al snel opgevat als kritiek, of moeilijkdoenerij. Maar het zou het vak zo verrijken als een kritische blik gezien zou worden als een uitnodiging tot gesprek en wederzijds begrip. Hoe kun je anders iets begrijpen wat voor jou misschien minder vanzelfsprekend is? Het gesprek komt wel steeds meer op gang, maar ik merk dat er nog veel te winnen valt.’

‘Als ik samenwerk met mensen uit mijn lichting (2015) van de Filmacademie, dan merk ik dat er juist alle ruimte is voor die kritische houding. Met hen ben ik praktisch opgegroeid. We hebben van elkaar zo veel verschillende dingen gezien en zo lang met elkaar samengewerkt dat het eigenlijk niet meer uitmaakt. Dat geeft goede hoop dat ik uiteindelijk met steeds meer mensen zo’n creatieve vertrouwensband kan opbouwen.’

Gaan die kritische vragen dan over dingen in het script, de samenstelling van de crew, of bijvoorbeeld ook heel concreet over hoe jij scènes moet schieten?

‘Binnen de cinematografie doemen dit soort vragen bijvoorbeeld op bij de keuze of je de achtergrond van een scène scherp of onscherp schiet. Voor beide valt iets te zeggen. Een onscherpe achtergrond levert vaak een intieme sfeer op waarbij je focus volledig ligt bij het personage. Maar een scherpe achtergrond, waarbij je alle attributen op de set goed kunt zien, biedt meer context. Het is een andere manier om personages vorm te geven. Je kunt zo bijvoorbeeld uitleggen waar de scène zich afspeelt en binnen wat voor geschiedenis of tijdsbeeld. In mijn eindexamenfilm Nachtoord (2015) probeert een jongen te ontsnappen aan zijn milieu. Hij groeit op in een voormalige industriestad die is omgeven door heuvels. Die heuvels zijn geen natuurlijke verschijnselen, maar komen voort uit de intensieve mijnbouw in dat gebied. Het zijn eigenlijk afvalbergen. Als je onderzoek hebt gedaan naar die context, kun je dat ook weer gebruiken in je cameravisie. Hoe maak ik duidelijk dat het afvalbergen zijn? Wat laat je weg en wat is essentieel? Bij elk project probeer je die essentie te achterhalen.’

Heb je als cinematograaf de volledige vrijheid om bijvoorbeeld de achtergrond scherp of onscherp te schieten?

‘Zo makkelijk ligt het niet. Je hebt te maken met een team, tijd, geld, locatie-beperkingen, weersomstandigheden. Als je de details van de achtergrond filmt, betekent dat dat je van je team vraagt om preciezer te zijn qua invulling, dus je vraagt meer van iedereen. Binnen die twee stijlen past het scheppen van de context beter binnen mijn filosofie, maar dat betekent niet dat ik het andere niet ook met plezier kan doen. Maar als ik de keuze heb, denk ik dat die eerste stijl beter bij mij past en dat er collega-cinematografen zijn die weer beter zijn in de intimiteit van de close-up. Ieder project vraagt om een andere benadering. Sommige regisseurs zeggen ‘plaats de camera naar links of naar rechts’, anderen zeggen ‘dat hoopje vuilnis wil ik op beeld hebben’. Bij het ene benader je het technisch, bij de ander draait het meer om betekenis en ben je wat dat betreft ook creatiever. Dat vind ik zo vet aan het vak, dat je constant op zoek bent naar een balans tussen creatieve visie en technisch vakmanschap.’

Wanneer is het de visie die als eerste sneuvelt en wanneer is het de praktische uitwerking waarin concessies worden gedaan?

‘Dat is altijd een dialoog, soms zelfs een strijd, haha. Maar laten we het een dialoog noemen. Ook zo’n gesprek tussen de verschillende partijen moet verbindend werken. Dat slaat weer terug op mijn eerste droom om journalist te worden en later cinematograaf: ik wil verhalen vertellen, maar niet voor mezelf. Ik wil contact leggen met anderen. Als ik alles alleen voor mezelf deed, dan was al die context niet belangrijk, want dan wist ik zelf wel wat alles betekent. Bepaalde kunstwerken, of het nou een werk van Michelangelo is of een vertelling uit de Koran, kunnen ons honderden jaren later nog steeds raken. Dat komt doordat ze genoeg context scheppen om ons er niet alleen toe te verhouden vanuit ons huidige perspectief, maar er ook iets van te vínden en misschien zelfs te leren. Dat is mijn streven. Ik heb wel eens gesprekken met bevriende filmmakers die zeggen ‘Ja maar Aziz, dat wat jij zoekt is de heilige graal.’ En dan denk ik: ja dat klopt haha, maar laten we het op z’n minst proberen, waarom niet?’

ik wil verhalen vertellen, maar niet voor mezelf. Ik wil contact leggen met anderen

Je doet veel research voor specifieke projecten, maar heb je ook een langlopende interesse die als leidraad door al je onderzoek loopt?

‘Ik denk dat ik me voornamelijk bezighoud met onderzoeken of en hoe ik de ontwikkelingen binnen andere kunstvormen als schilderkunst en fotografie kan incorporeren in mijn camerawerk. Vooral de schilderkunst heeft zo’n rijke geschiedenis dat het zonde is om daar niets mee te doen. Dan heb ik het niet alleen over het sprekende kleurgebruik van Caravaggio, maar bijvoorbeeld ook over de manier waarop Johannes Vermeer in de 18e eeuw al heel cinematografisch zijn beelden afsneed. Hij wekt heel knap de suggestie dat er nog meer is, mede door de details in de scherpe achtergrond en het steeds terugkerende raam. Ik ben nu aan het onderzoeken hoe het kubisme zich zou vertalen in cinematografie. Het kubisme draait om ruimtelijkheid, maar is ook te vergelijken met een soort filmmontage waarbij je meerdere beelden over elkaar heen plaatst. Dat vind ik heel interessant.’

‘Wat mij zo aanspreekt aan mijn vak is dat het je niet iets uit niets hoeft te verzinnen, maar dat het juist je taak is om een bestaand concept op zo’n manier uit te drukken dat er misschien een nieuwe dimensie aan gegeven wordt. Mijn specialisatie is dat ik overal actief een studie van maak, maar de uitwerking daarvan kan heel verschillende vormen aannemen. Alle invloeden die mij inspireren, hoop ik op een gegeven moment in een werk te kunnen stoppen.’

Je hebt tot nu toe voornamelijk korte films, documentaires en commercials gedraaid. Nu ben je bezig met je eerst fictie-feature Femi. Heb je de smaak qua speelfilms nu te pakken?

‘Speelfilms zijn altijd bijzonder, omdat je zo lang en intensief samenwerkt. Ook is er meer ruimte voor persoonlijke invulling. Qua onderwerpen lijkt het me vooral vet om zo veel mogelijk verschillende dingen te doen. Ik heb gemerkt dat je als filmmaker met een Arabische achtergrond bovengemiddeld vaak wordt gevraagd voor films over racisme of bijvoorbeeld vluchtelingen. Die verhalen zijn belangrijk, maar ik wil me niet beperken tot die onderwerpen. Hoe bijzonder zou het zijn als ik, afkomstig uit een oorlogsland, gevlucht naar Nederland, niet alleen die film over vluchtelingen mag doen, maar juist ook bijvoorbeeld de volgende Tweede Wereldoorlog-film. Mensen lijken er soms overheen te kijken dat iets wat oer-Nederlands is, juist heel dichtbij me ligt. Vraag me niet alleen voor een documentaire over moslims, maar laat me ook die film maken over een boerengemeenschap of over een kunsthistoricus die een geheim probeert te ontrafelen. Overigens ben ik er zelf ook schuldig aan dat veel van mijn collega’s niet zoveel weten over mijn achtergrond. Ik ben grootgebracht met het idee dat je jezelf niet te veel centraal moet stellen. Daar valt bij mij nog winst in te behalen, dat ik me ook vaker uitspreek, niet alleen over technische dingen, mijn werkinspiratie of creatieve ideeën, maar juist ook over wie ik ben als mens, waar ik vandaan kom en wat ik belangrijk vind in het leven.’

Foto's: Lauren Murphy

Nog niet uit uitgefilosofeerd? Zie Aziz komende zondag 27 september live in actie tijdens de seminar Camera: Inspiratie en Beeldlaag tijdens hetNederlands Film Festival.  

Maan Meelker

Ik heb een zwak voor films uit het magische uur. Wankelmoedig, nieuwsgierig of vastberaden het schemerdonker tegemoet. Niet wetende hoe lang de nacht zal duren.

Gerelateerde films

Tip van Maan

Femi

‘Een uitgesproken ode aan Eindhoven met een spirituele twist, over de offers die we brengen en de geschiedenis die we met ons meedragen.’