Als beginnend journalist ben ik best een beetje teleurgesteld in het vak. Het geromantiseerde beeld van staatsgeheimen stelende, primeurtjes pakkende gladjanussen blijkt maar voor een klein deel te kloppen. Onbeantwoorde telefoontjes, onvolledige onderzoeken en andere onzekerheden vullen de rest van het journalistenbestaan. Soms vraag ik me af of we nog wel het respect krijgen dat we verdienen. Verdienen we überhaupt nog respect? The Post, Spielbergs film over een van de grootste scoops in de Amerikaanse journalistiek, geeft de nodige hoop.
Wanneer de staat zijn burgers bedriegt – en dat is nou eenmaal vaak zo – moeten journalisten de tegels lichten. The New York Times en The Washington Post deden dat tijdens de Vietnamoorlog - in de film en in het echt - onder ingewikkelde omstandigheden. Zelfs wanneer je daadwerkelijk die geheime, gelekte documenten in handen hebt, blijkt het journalistieke spel moeilijk te spelen. Belanghebbenden die je hinderen, bronnen die twijfelen, grote juridische risico’s, de eeuwige race tegen de klok. En hoe zet je vervolgens alles op papier – mijn grootste probleem?
Journalisten zijn nota bene de hardste verdedigers van de pers- en meningsvrijheid.
Als alles dan goed en wel gepubliceerd is houdt het nog niet op: er zijn mensen die je niet serieus nemen, mensen die je té serieus nemen, journalisten die zichzelf heel belangrijk vinden en hun mening als analyse bestempelen. Oneindige columns op persoonlijke titel, van mensen met een eigen mening maar zonder expertise. Daar draag ik in zekere zin natuurlijk ook aan bij. En door alles heen schemeren ook nog persoonlijke twijfels. Of ik het wel kan, of er wel ruimte is voor mijn ideeën, of ik niet anders behandeld of strenger beoordeeld word, zoals destijds ook de uitgeefster van The Washington Post, Kay Graham.
In een vak waarin je beste stuk je meest recente stuk is en je bij alles wat je schrijft bekritiseerd wordt, is er voor moeilijk denkende mensen zoals ik soms weinig ruimte voor groei. Terwijl de journalistiek juist draait om groei en debat. We doen aan waarheidsvinding, we leveren - hopelijk - een maatschappelijke bijdrage, maar gedragen ons soms allemaal alsof onze bevindingen meningen zijn die je simpelweg kunt negeren. Journalisten zijn nota bene de hardste verdedigers van de pers- en meningsvrijheid.
Van al mijn columns voor Cineville heb ik geleerd dat het niet zo erg is om iets niet te weten of niet vlekkeloos te kunnen. Ik schrijf tenslotte niet om mensen de les te lezen, ik schrijf omdat ik samen wil nadenken, een dialoog wil starten over een film of gebeurtenis. Op die manier is schrijven vooral een kwestie van zelfvertrouwen. In deze laatste column kan ik zeggen dat ik erg tevreden ben over alle leuke en interessante gesprekken die ik heb kunnen voeren en alle films die me van een ware leek een iets minder grote leek hebben gemaakt. Nu ga ik, geïnspireerd door de pioniers van The Times and The Post, over feiten schrijven, tegels lichten, de wereld redden. Veel liefs. Aybala.