De zomer is voorbij. Natuurlijk is het koeler en grauwer dan de afgelopen weken maar het gaat me niet alleen om het weer. Ook het gevoel dat bij de zomer hoort is verdwenen. In ieder geval voor mij. Ik heb me genoeg verveeld, ik ben een tijdje in het buitenland geweest en toen ik terugkwam was het weg, de zomer.
Buurman in de Bios
Bah, zomer! Peter vlucht liever met Winter Brothers de mijnen in

Peter is geen zomermens, dus ging hij naar het IJslandse mijnwerkersdrama Winter Brothers. Alles om maar niet tussen de schreeuwende idioten in het park te hoeven zitten.

Winter Brothers
Een opvallende debuut, speelt zich af in een vreemd industrieel landschap, gefilmd in een woeste, surrealistische stijl.
Dat is goed nieuws. Ik ben geen zomermens. Ik verbrand makkelijk dus ik zal bevooroordeeld zijn, maar ik houd niet van de tijd van het jaar waarin ‘buiten zitten’ als een volwaardige activiteit wordt gezien. Ik houd veel meer van ‘binnen zitten’. Ik wil niet loom en lamlendig in het gras liggen, omringd door het uitbundige lawaai van mensen die ik niet ken. Ik wil in een bioscoop zitten waar de airco net iets te hard staat, en zo in het donker vind ik het prima om omringd te zijn door mensen die ik niet ken, zolang ze maar zwijgen.
Ik houd niet van de tijd van het jaar waarin ‘buiten zitten’ als een volwaardige activiteit wordt gezien
De zomer is voorbij, dus ik ging naar de film Winter Brothers, een film van de IJslandse regisseur Hlynur Palmason, die niet zoveel interesse lijkt te hebben in het vertellen van een simpel, begrijpelijk verhaal. Het gaat over twee broers, Emil en Johan, beiden mijnwerkers in een kalksteenmijn. Je volgt ze door de donkere schachten, ze verdienen wat bij door zelfgestookte drank te verkopen aan hun collega’s. Boven sneeuwt het, in de mijn is het pikdonker, je ziet alleen de lampjes dansen die de werkers op hun helmen dragen.
Emil is overduidelijk de vreemdste van de twee. Hij houdt zich bezig met goocheltrucs, kijkt dagenlang naar oude militaire instructievideo’s over het schieten met een geweer. Maar hij is ook degene die de drank stookt, Johan incasseert alleen het geld. Dat wordt pas een probleem wanneer één van de andere mijnwerkers komt te overlijden. De leiding van de mijn suggereert dat het komt door de drank en daarmee wordt Emil het zwarte schaap. Collega’s praten niet meer met hem, hij wordt mishandeld door zijn baas, zijn broer deelt het bed met de vrouw waar hij stiekem een oogje op heeft.
Het is niet zo dat deze elementen van het plot allemaal hapklaar worden gepresenteerd, maar dat is wat ik van de beelden heb begrepen. De film is vaak enkel suggestief, en wordt alleen nog maar vreemder en tragischer wanneer ook Emil zelf meer en meer van zijn al dan niet giftige brouwsel gaat drinken. Hij verliest zijn grip op de realiteit en belandt in een isolement.
Ik had het gemist, die donkere ruimte met de dansende lichten
Winter Brothers was niet aan iedereen besteed. Andere mensen in de zaal gingen halverwege weg. Ga maar, dacht ik, ga maar naar buiten, waar jullie horen. Zelf was ik door de zomer weken niet binnen in een bioscoop geweest en ik had het gemist, die donkere ruimte met de dansende lichten. Ook als ik Winter Brothers niet goed vond had ik het fijn gevonden om gewoon weer eens in een bioscoopstoel te zitten.
Zelf kwam ik een uur later pas buiten. Het was klam, geen frisse bries te bekennen. Maar het gaat me niet om het weer maar om het gevoel: de zomer is voorbij.
Als hij niet in de film zit, is columnist Peter Buurman redacteur bij De Speld, maakt hij podcasts en schrijft hij verhalen. Hij houdt van films over het bovennatuurlijke (Villeneuve, Lynch, Miyazaki) en juist het diep menselijke (Herzog, Von Trier). Voor Cineville schrijft ’ie om de twee weken over films die hem in de war brengen.