Niet veel filmmakers hebben gedurende een carrière van 50 jaar aan een stuk door filmgrenzen verlegd, over meerdere landsgrenzen heen, ondanks – of dankzij – vele schandalen. Luis Buñuel schepte zijn filmwereld uit zijn meest subversieve dromen en geldt daarmee als wegbereider van andere filmmakers die hun en onze duisterste fantasieën naar het grote scherm brengen; het is niet moeilijk om van Buñuel een lijn te trekken naar de filmische nachtmerries van de onlangs overleden David Lynch en ook de erotische verlangens uit Halina Reijns recente hit Babygirl zijn nooit ver weg.
Het eerste hoofdstuk dat Buñuel aan de filmgeschiedenis toevoegde, begint in 1929. Samen met zijn nog onbekende maatje Salvador Dalí bevond hij zich in Parijs, waar op dat moment het surrealisme in opmars was. Buñuel en Dalí schudden er de filmwereld op met Un chien andalou en met name één moment, waarin een oog met een scheermes doorklieft wordt, sprong uh... in het oog. (Het afgesneden oor uit Blue Velvet zou een bewuste of onbewuste knipoog zijn van Lynch naar het klassieke snijwerk van Buñuel en Dalí, zoals zoveel van de beelden uit Lynch’ oeuvre ondenkbaar zouden zijn zonder Buñuel.) Het verhaal van Un chien schreven ze op basis van wat ze de nacht ervoor droomden en de 20 minuten durende film geldt nog altijd als onbetwiste klassieker uit het stommefilmtijdperk. Buñuel hoopte in eerste instantie de bourgeoisie ermee op de kast te jagen, maar iedereen omarmde de film.
Opvolger L’age d’or (1930) had wel dat gewenste effect, onder andere dankzij een scène met een Jezusfiguur dat net uit een orgie komt wandelen. De suggesties van seksualiteit en klassenkritiek zorgden voor razernij bij extreemrechts Frankrijk, die inkt naar het scherm gooiden, kijkers lastigvielen en surrealististische kunst vernietigden.
Voor Buñuel betekende het succes van Viridiana een volgende heropstanding
Buñuel, een communist en later actief bij de Republikeinse partij, vluchtte tijdens de Spaanse Burgeroorlog – na een periode als spion en propagandist in Parijs – naar Hollywood om uiteindelijk bij het Museum of Modern Art in New York aan de slag te gaan. Zijn oude maatje Dalí vond het niets dat Buñuel het surrealisme in L’age d’or destijds een politieke boodschap had meegegeven. Hij had zich al van de film gedistantieerd en verweet Buñuel later in zijn autobiografie een communist te zijn. Dalí’s woorden richtten grote schade aan en Buñuel wilde antwoorden door zijn oude maatje een kogel in z’n knie te schieten (een plan dat hij uiteindelijk niet tot uitvoer bracht).
Buñuel raakte vervolgens verzeild in Mexico, waar hij een stempel drukte op de filmindustrie met zijn eerste grote speelfilms. Hoogtepunten zijn Los olvivados (1950), een snoeihard portret van de jeugd van Mexico-Stad, en het veel surrealistischere El ángel exterminador (1962), over een nogal chaotisch etentje van wat rijkelui die de kamer niet kunnen verlaten. Buñuel verliet zijn Mexicaanse ballingschap kortstondig voor het maken van Viridiana (1961) in zijn geboorteland, omdat het Spaanse regime het maar niks vond dat hun grootste filmmaker in het buitenland furore maakte en niet in eigen land. Dat hebben ze geweten: Buñuel rekende af met zowel religie als de politiek van Franco. Buñuel won er de Gouden Palm mee maar haalde zich de woede van zowel het Vaticaan als het Franco-regime op de hals, onder andere dankzij de scène met een groep daklozen in een tafereel dat nogal doet denken aan Da Vinci’s Het Laatste Avondmaal. Missie geslaagd. Voor Buñuel betekende het succes van Viridiana een volgende heropstanding.
In Frankrijk konden ze het werk van Buñuel namelijk wél waarderen, en daar brak uiteindelijk ook zijn succesvolste periode aan. De erotische schandaalfilm Belle de Jour (1967) bijvoorbeeld, met Catherine Deneuve als huisvrouw Séverine. Ze leidt een ogenschijnlijk gelukkig, wat kleinburgerlijk leven met haar man, maar in haar dromen wordt ze het liefst gruwelijk vernederd. Als ze verhalen hoort over een bordeel, wordt ze zo nieuwsgierig dat ze naar binnen gaat en solliciteert naar een baantje. Deneuve, die destijds aan het begin van haar carrière stond, gaf vele jaren later aan zich gebruikt te hebben gevoeld door Buñuel. Buñuel had haar in eerste instantie niet willen casten en verweet haar preutsheid. Uiteindelijk zouden beiden het eindresultaat omarmen en ondertussen klinkt de vrouwelijke seksualiteit uit Belle de Jour nog altijd door in hedendaagse films (zo doen de verlangens van Nicole Kidmans personages nogal eens denken aan die van Deneuve in Belle de Jour).
Buñuel toont de bourgeoisie in al z’n hypocrisie: als een alles voor zichzelf opeisende bovenklasse
Zijn grootste kritische succes is zijn misschien wel meest meedogenloze aanval op de bovenklasse van de maatschappij; The Discreet Charm of the Bourgeoisie, waarvoor Buñuel de Oscar voor Beste buitenlandse film won. Net als Belle de Jour oogt The Discreet Charm of the Bourgeoisie in eerste instantie als een klassieke zedenkomedie, maar wanneer Buñuel letterlijk de gordijnen van het schouwtoneel opentrekt terwijl de bourgeoisie zit te tafelen, is niets meer wat het lijkt. De bourgeois droom verandert in een nachtmerrie, waarin ook de kerk, het politieapparaat en het leger aan moet geloven. Buñuel toont de bourgeoisie in al z’n hypocrisie: als een overspelige, alcohol- en drugs in overvloed gebruikende en alles voor zichzelf opeisende bovenklasse, zonder enig moreel besef.
Als een ware surrealist schept Buñuel dromen, maar ze vertellen altijd iets over de wereld waarin we leven, hoe absurd en fantasierijk ook. Het oeuvre van Buñuel is rijkgeschakeerd, maar zijn handtekening is altijd zichtbaar. In elke film uit zijn vijftig jaar lange filmcarrière is er nooit een duidelijk onderscheid tussen kunst en politiek, tussen duistere verlangens en de dagelijkse sleur of tussen droom en werkelijkheid. En juist daarin schuilt de waarheid voor deze filmvernieuwer met een niets ontziende blik, wiens dromen zelfs in de films van nu nog zichtbaar zijn.