Regisseur Johan Grimonprez is dit jaar eregast op IDFA, waar tevens zijn nieuwe film Soundtrack to a Coup d'État te zien is. Deze documentaire bestaat voor het grootste deel uit archiefbeeld van het (de)kolonisatieproces van de Democratische Republiek Congo rond 1960, de civil rights movement in de VS en spraakmakende algemene vergaderingen van de Verenigde Naties in deze tijden van Koude Oorlog. Ook zien we hoe de onderlinge samenhang tussen die drie historische ontwikkelingen nog eens onderstreept werd, toen de Amerikaanse jazzmuzikant Abbey Lincoln bij de VN-raad protesteerde tegen de politieke moord op Patrice Lumumba, de eerste democratisch verkozen premier van de voormalig Belgische kolonie.
In hoog tempo zet Grimonprez (Dial H-I-S-T-O-R-Y, Double Take) de beelden achter elkaar. De ene gebeurtenis nog tumultueuzer dan de ander, vergezeld door een rijke soundtrack van jazz. Sommige historische beelden gingen veelvuldig de wereld rond: Ambroise Boimbo, de Congolees die de sabel van de Belgische koning Boudewijn stal tijdens een optocht in Kinshasa, het toenmalige Leopoldstad; de onafhankelijkheidstoespraak van Lumumba, in het bijzijn van diezelfde koning Boudewijn, waarin Lumumba zich ongekend kritisch uitliet over de misdaden die door de Belgische kolonisator waren gepleegd in Congo; of hoe Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov de VN-vergadering op stelten zette door met zijn vuisten en schoenen op tafel te bonken.
Maar we zien ook beelden die uit het collectieve geheugen zijn weggehouden. Hoe jazzmuzikant Louis Armstrong met zijn tour door het Afrikaanse continent zonder zijn medeweten door de CIA werd ingezet om een geheime operatie te verhullen. Staatsgrepen, politieke moorden en lastercampagnes in opdracht of met medewerking van Europese en Amerikaanse overheden. En de economische belangen die deze overheden hadden en hebben bij politieke chaos in de nieuwe Afrikaanse staten. Zonder uranium uit door België beheerde Congolese mijnen geen Manhattan Project. Zonder oorlog in Oost-Congo geen Tesla’s en iPhones.
Het onrecht dat de Congolese bevolking is aangedaan in het kader van de Belgische kolonisatie, gaat Grimonprez als Belgische maker aan het hart. Ik spreek hem via een videoverbinding in de week voor IDFA, waar hij geëerd wordt om zijn inventieve documentaires, waarin hij vaak de werking van de media op kritische wijze onderzoekt. Hij vertelt hoe hij voor deze film jarenlang onderzoek verrichte, waarbij hij ook veel materiaal uit de archieven van de Belgische nationale televisie heeft bekeken en verwerkt. ‘In 1964 werd een registratie van het album We Insist! Freedom Now van Abbey Lincoln en Max Roach integraal op de Belgische televisie uitgezonden’, vertelt Grimonprez. ‘De jazz mocht er zijn, mensen vonden het mooi. Tegelijkertijd was er op dat moment een genocide gaande in Congo, maar de link tussen het activisme van Lincoln en Roach, de jazz en wat er in Congo plaatsvond is nooit onderdeel geweest van het Belgische bewustzijn.’
De muziek uit die tijd is voor mij geen achtergrondmuziek. Het is een historical agent.
Grimonprez spreekt over het onderwerp zoals hij zijn films maakt: zijn anekdotes zijn doorspekt van historische figuren, dwarsverbanden en gebeurtenissen. Het is veel te veel om in dit interview te verwerken, ga daarom vooral de film zelf kijken. In ons gesprek benadrukt Grimonprez dat alle info in Soundtrack to a Coup d'État nog maar het topje van de ijsberg is: de gebeurtenissen zijn veel complexer dan te vangen is in woorden of film. De muziek biedt in dit geval houvast en geeft een extra dimensie aan het verhaal, stelt Grimonprez. ‘Ik wilde luisteren naar wat de geschiedenis te bieden heeft.’
‘Met documentaire herschrijf je de geschiedenis, zoals de geschiedenis eigenlijk altijd herschreven wordt vanuit het heden. De muziek uit die tijd is voor mij geen achtergrondmuziek. Het is een historical agent, een volwaardige speler in dit verhaal. In het We Insist! Freedom Now concert op de Belgische televisie, komt een schreeuw voor. Deze schreeuw staat in een bredere context dan alleen in een muzikale. Abbey Lincoln bestormde met haar Womens Rights Coalition de VN-veiligheidsraad. Het nummer Tears for Johannesburg, ook te vinden op het album, verwijst naar de gebeurtenissen in Johannesburg waarbij grote aantallen Zuid-Afrikaanse vrouwen hun apartheidspaspoorten verscheurden uit protest tegen het regime daar. Iets wat velen met de dood moesten bekopen. De muziek van Lincoln en Roach is niet los te denken van de woede die ze voelden over die politieke situaties. Als je goed luistert, dan zie je dat bepaalde dingen zich aanbieden. Deze link tussen jazz, de civil rights movement en de politieke onrust en dekolonisatie van het Afrikaanse continent was één van die dingen.’
Ik wil niet óver of namens Congolezen spreken, ik wil in dialoog zijn.
Maar wie aan muziek denkt in relatie tot Congo, komt waarschijnlijk niet meteen bij de Amerikaanse jazz terecht, maar bij de Congolese rumba. Grote spelers uit dit genre, zoals Franco en Vicky Longomba’s TPOK Jazz, komen weliswaar voorbij in de film, maar zijn hier een kleinere speler dan hun Amerikaanse tijdgenoten. Grimonprez: ‘Dat was een bewuste keuze. Hoewel de rumba heel populair was in Afrika, is de muziek ook lokaal en typisch Congolees. In deze film wilde ik de focus meer leggen op het internationale perspectief en minder op het lokale. Ik wilde het transatlantische benadrukken. Al heeft de rumba ook een hele interessante transatlantische geschiedenis, maar dat was niet het verhaal dat in deze film boven kwam drijven. Dat verhaal is een film op zich waard.’
‘Daarnaast ben was ik me bewust dat niet ieder verhaal of niet ieder aspect van het verhaal aan mij is om te vertellen. Ik ben een witte Belg. Tweederde van de geschiedenis van mijn land hangt samen met de kolonisatie van Congo. Dat zijn hele zwarte bladzijden. Als ik die geschiedenis in kaart breng vanuit mijn Belgische perspectief, wil ik niet óver of namens Congolezen spreken, ik wil in dialoog zijn. Ik wil het verhaal opengooien. Deze film is onder andere in dialoog met In Koli Jean Bofane, schrijver van Congo Inc., die ontzettend veel lagen van het verhaal uitlicht.’
‘Hij introduceert bijvoorbeeld Andrée Blouin, een politiek activist die ik, ondanks haar belangrijke rol binnen de Congolese onafhankelijkheidsbeweging, niet kende. Haar verhaal is nooit verteld in België, omdat ze als vrouw uit de geschiedenis is geschreven en als veronderstelde communist in een hokje werd geduwd. Het is zo belangrijk om je uit te spreken als een verhaal dat niet klopt ons door de strot wordt geduwd. Dat geldt voor de geschiedenis van Congo, maar evengoed voor die van Gaza en Oekraïne. We moeten de verhalen opengooien, zodat we andere stemmen kunnen horen. Het is: speaking with, en niet speaking for.’