Wie op zoek is naar hot takes over film of feminisme, moet niet bij Isabelle Huppert zijn. Niet vandaag in ieder geval, hier op het filmfestival van Venetië, waar ik haar samen met een handjevol andere journalisten mag interviewen. Een persagent wacht ons op in de gangen van het superfancy Hotel Excelsior; Huppert zit even verderop op een witte designbank in een ruimte waar ook een stuk of 10 dure zonnebrillen zijn uitgestald.
Interview
Isabelle Huppert over La syndicaliste: ‘Ik acteer voor m’n lol, en omdat ik het makkelijk vind. Ik ben eigenlijk heel lui.’

Op het filmfestival van Venetië spraken we (in een groepje) met Isabelle Huppert over La syndicaliste, waarin ze te zien is als de Franse klokkenluider Maureen Kearney. Voor diepgravend bedoelde vragen over haar persoonlijkheid en carrière haalde de steractrice (terecht) haar schouders op. ‘Of ik bewondering heb voor Maureen? Ehm… Ja?’

La syndicaliste
Maureen (Isabelle Huppert) brengt als klokkenluider de Franse nucleaire industrie aan het wankelen.
Mijn collega’s en ik lijken allemaal ‘de beste vraag ooit’ te willen stellen. Zo’n vraag waar een wereldster als Huppert een uitgebreid, eloquent antwoord op zal geven, dat hopelijk iets diepgaands en relevants onthult over Haar Oeuvre of De Samenleving. Al snel blijkt dat dat precies is waar de actrice niet op zit te wachten. Eerlijk is eerlijk: Huppert zit hier dan ook niet voor een achtergrondartikel over haar werk of een persoonlijk diepte-interview over haar politieke overtuigingen, maar om haar nieuwste film La syndicaliste te promoten.
Op de vraag hoe ze terugkijkt op de beginjaren van haar carrière, antwoordt ze: ‘Ik begon. That’s it.’ Iemand rekent terug naar haar eerste rol in 1971, en stelt dat ze inmiddels al meer dan vijftig jaar films maakt. Huppert onderbreekt: ‘Misschien had je wiskundeleraar moeten worden.’ Ze haalt haar schouders op en wacht tot iemand haar iets vraagt over dat wat haar wél interesseert: Maureen Kearney, de ‘syndicaliste’ (vakbondsleidster) op wier leven haar personage gebaseerd is.
Klokkenluider met tegenzin
Maureen Kearney was vertegenwoordiger van de vakbond bij het Franse kernenergiebedrijf Areva, dat in 2012 in het geheim met China onderhandelde over het uitwisselen van technische kennis. In La syndicaliste zien we hoe ze ontdekt dat dit dealtje zo’n 50.000 Franse banen zou kunnen kosten. Kearney neemt vervolgens met enige tegenzin de rol van klokkenluider op zich. Huppert: ‘Ze staat middenin een politieke en economische strijd, zonder dat ze uitgesproken politiek is. Dat maakt haar zo interessant en echt. Mensen hebben niet een soort theoretische onderbouwing van wat ze doen – je doet dingen uit instinct, en dat is precies hoe Maureen werkt.’
Maureen wil niet twee keer het slachtoffer zijn. Het is al erg genoeg dat ze één keer slachtoffer is
Zoals haar werk de rol van klokkenluider aan Kearney opdringt, zo duwt de gruwelijke mishandeling die volgt haar in een ongewenste slachtofferrol. Nadat duidelijk wordt hoe schimmig de politieke situatie bij voormalig staatsbedrijf Areva is, wordt Kearney eind 2012 (en in de allereerste scène van de film) door haar huishoudster in de kelder gevonden. Ze is vastgebonden aan een stoel, met de letter A in haar buik gesneden en het handvat van een mes in haar vagina. Tijdens ondervragingen, waarin we stukje bij beetje ontdekken hoe het zo ver heeft kunnen komen, blijft ze kalm, koeltjes – een houding die haar in de ogen van de politie verdacht maakt. Huppert: ‘Ze wil niet twee keer het slachtoffer zijn. Het is al erg genoeg dat ze één keer slachtoffer is. Ze wil die rol niet verdubbelen door steeds te huilen, te schreeuwen of whatever. Ze denkt volgens mij niet na over hoe ze overkomt, dit is gewoon hoe ze is. Je verwacht misschien dat ze in tranen bij haar man zit, maar dat doet ze nooit. Ze is zwak en sterk tegelijk.’
De dubbelzinnigheid van Kearneys karakter brengt de politie tot de conclusie dat ze de hele aanval zelf in scène heeft gezet. Want wie gedraagt zich nou zó, na een verkrachting? Zaten de touwen om haar enkels niet wat losjes? En had ze dat mes niet gewoon kunnen ‘uitpersen’? (Iemand in deze film vraagt zich dat écht af, en die iemand is een rechter.)

De vraagtekens die bij Kearneys zaak worden gezet zijn ongelooflijk, maar de manier waarop Huppert haar personage neerzet maakt dat je ook als kijker soms aan haar twijfelt. Of dat een uitdaging was? ‘Nee’, antwoordt Huppert stellig. ‘De verdenkingen worden geloofwaardig door hoe fragiel en ambigu Maureen is. Dat wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd. Ik vind het leuk om dat geloofwaardig te maken.’ In hoeverre Kearney te vertrouwen is, wordt in La syndicaliste nooit helemaal duidelijk. Huppert: ‘Als ik de film nu zie, ben ik er honderd procent van overtuigd dat dit de beste manier was om het verhaal te vertellen. Maureen weet niet wie ze is, en dat maakt de situatie zoveel meer herkenbaar. Ze werpt steeds nieuwe vragen op en heeft nooit heldere antwoorden over wat haar is overkomen. Wie ze is en waar ze in is beland, wordt tegelijkertijd aan haar én aan het publiek onthuld.’
Niet net als Kearney
Het spelen van een bestaand persoon is nogal een verantwoordelijkheid voor een acteur – zeker als het gaat om een verhaal waarin die persoon zowel slachtoffer als dader zou kunnen zijn. Huppert haalt opnieuw haar schouders op, als haar naar die verantwoordelijkheid wordt gevraagd. ‘Wat mij betreft ligt die verantwoordelijkheid bij de regisseur, en bij Maureen zelf. Zij heeft haar toestemming gegeven voor de film. Ze is slim genoeg om te begrijpen dat haar leven fictie wordt zodra het verfilmd wordt. Ze wist waar ze aan begon.’ Kearney bracht tijdens de opnames van de film een paar bezoekjes aan de set, maar voor Huppert waren die ontmoetingen geen onderdeel van haar voorbereiding. ‘Absoluut niet. Ze heeft ook niet geprobeerd mij te ontmoeten voordat we begonnen met filmen. Ze liet alles gewoon gebeuren.’
Op de vraag of Huppert bewondering heeft voor Kearneys moed, antwoordt ze in eerste instantie met een vragende blik: ‘Ehm… Ja?’. Ze denkt even na, en buigt dan de vraag om. ‘Nou, ze heeft me een geweldig personage gegeven om te spelen. Daar heb ik wel bewondering voor.’ Het is de menselijkheid van het personage die Huppert boeit, maar de journalisten brengen het gesprek steeds weer terug op de hypothetische overeenkomsten tussen Kearney en Huppert zelf. De actrice speelt het spelletje niet mee.

Kleding en make-up zijn geen wapen. Het zijn geen dingen die me ‘sterker’ maken
Iemand naast me vraagt of Huppert, ‘net als Kearney’, die altijd met perfect gestifte lippen in beeld komt, make-up en kleding ziet als een ‘schild tegen de buitenwereld.’ Huppert kijkt verward. ‘Eh… nou, ja, eh, nee. Het is geen wapen, weet je. Dat zijn geen dingen die me ‘sterker’ maken. Ik draag het puur omdat ik er blij van word. Soms wil je gewoon blij zijn en lipstick dragen en that’s it. Daar heb ik geen wapens voor nodig. In het geval van deze film ligt het misschien anders, omdat je van een vakbondsvrouw niet per se verwacht dat ze er zo uitziet. Misschien verwacht je dat eerder van een actrice. Maar je kunt prima actrice zijn zonder lipstick, en je kunt een syndicaliste zijn mét lipstick. Dus misschien moeten we verder denken dan die clichés.’
Op de vraag of ze ooit – ‘net als Kearney’ – heeft moeten ‘vechten’ voor haar eigen waarheid, antwoordt ze: ‘Zéker niet zoals Maureen, nee.’ Er valt een ongemakkelijke stilte, en als iemand doorvraagt naar de macht van mannen in de filmindustrie, lijkt ze zich bijna schuldig te voelen als ze die ervaring niet deelt. ‘Ik heb ook wel eens tegen vrouwen moeten knokken. Dus nee. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik moest vechten. Ik heb nooit een wapen op hoeven pakken. Sorry.’
Huppert voelt ook geen behoefte om zichzelf te definiëren, zo blijkt als haar wordt gevraagd ‘wat voor vrouw’ ze in het echte leven is. ‘Als ik dat wist, zou ik je een antwoord geven,’ concludeert ze terwijl ze (alweer) haar schouders ophaalt. ‘Als je weet wie je bent, heb je mazzel. Maureen leert zichzelf gedurende de film ook pas écht kennen. Ik acteer voor m’n lol, en omdat ik het heel makkelijk vind. Ik ben eigenlijk heel lui. Ik doe iets wat ik geweldig vind om te doen, en ik doe het met gemak. Dus ik kan ook lekker lui zijn. De inhoud van een film heeft niks met mijn gevoelens als actrice te maken. Ik denk niet dat je er iets nieuws van leert. De film is geen documentaire, het heeft geen politieke missie. Het gaat om fantasie.Je wordt ergens mee naartoe genomen, net als wanneer je een boek leest of naar een schilderij kijkt. Dat is een behoefte die iedereen heeft.’ Het verfilmen van een (op z’n zachtst gezegd deprimerend) verhaal als dat van Kearney heeft dan ook geen impact op haar beeld van de wereld: ‘Daarvoor kan ik de krant lezen.’
Kil en minachtend, zonder moreel kompas
Eén van de journalisten typeert de personages die Huppert door de jaren heen heeft gespeeld als ‘getroebleerd’. De dag voor het interview zie ik dat haar Wikipediapagina haar rollen omschrijft als ‘kil en minachtend, zonder moreel kompas’. Ik snap meteen waar ze het over hebben – films als La pianiste, Elle en Greta gaan niet over warme, hartelijke vrouwen met wie je een wijntje wil doen. Toch zijn het nogal harde woorden, zeker als je bedenkt wat de ‘reputatie’ van Hupperts personages zou kunnen betekenen voor hoe het publiek straks naar Kearney kijkt. Ik vraag haar hoe ze dat zelf ziet. ‘Het is een beetje kort door de bocht. Ik zou het zelf niet zo omschrijven. Als je mijn werk samenvat in twee zinnen, ja, dan kom je wel tot zo’n conclusie. Maar ik ben niet zo bezig met de filosofie erachter, ik ben gewoon actrice en ik maak films. Ik zou trouwens eerder zeggen dat niet mijn personages immoreel zijn, maar de situaties waarin ze zich bevinden. Dat is bijvoorbeeld ook hoe Claude Chabrol [met wie Huppert zeven keer samenwerkte, o.a. voor Madame Bovary] zijn films insteekt. Je kunt een personage niet los zien van politieke en sociale omstandigheden. Dat is wat ze interessant maakt, ze vertellen je iets over de situatie om hen heen.’
Kearney werd door haar mishandeling (en toevallige klokkenluiderschap) omgedoopt tot van alles en nog wat: voorvechtster van de feministische én socialistische strijd, ijskonijn, strong independent woman, slachtoffer, dader. Daar valt misschien het enige linkje tussen haar en Huppert te vinden: bij elke rol die ze speelt wordt de actrice in een nieuw hokje geplaatst. Gelukkig heeft ze dat aan het eind van ons gesprek geen één keer toegelaten. Waarom zou ze ook – met twee Césars, een BAFTA, een Golden Globe en een Oscar op zak kan ze zichzelf in elke rol casten die ze wil.
‘Ik maak alleen de films die ik wil maken, wat een enorm privilege is. Dat is misschien ook de reden dat ik niet kan zeggen dat ik ergens voor heb moeten knokken, want ik heb mijn werk nooit als een gevecht ervaren. Ik ben wel eens obsessief geweest, en ik heb bepaalde keuzes moeten verdedigen. Dat kan je een gevecht noemen, maar ik heb dat nooit zo gevoeld. Ik kan me voorstellen dat dat voor veel andere vrouwen wel zo is, maar ik kan hier geen strijd zitten verzinnen waar ik nooit onderdeel van ben geweest. Ik wist vanaf het begin van mijn carrière wat ik wilde doen. Dat is een luxepositie. Zodra je weet wat je wil, hoef je niet meer te overleven. Doen wat ik wil doen is geen gevecht, het is een voorrecht.’
Jente doet graag alsof ze een enorm verfijnde smaak heeft, maar in werkelijkheid geldt vaak: hoe slechter de film, des te meer ze ervan geniet.