Tijdens de Nederlandse première van Hard Truths op het International Film Festival Rotterdam wordt er ondanks/dankzij al het ongemak veel gelachen, in ieder geval het eerste halfuur. Pansy brandt los over alles wat haar irriteert: baby’s met broekzakken, mensen in de rij bij de supermarkt die donateurs staan te werven, honden met jasjes aan. #relatable! Langzaam maar zeker maakt de lol plaats voor stilte. Kan deze vrouw íets positief zien? Zitten we te grinniken om de pijn van een zwaar depressief persoon? Waarom heeft haar tuin geen plantjes? En wat zegt het over mij als kijker dat ik hier stuk om ga?
We vroegen het regisseur Mike Leigh en hoofdrolspeler Marianne Jean-Baptiste, die al dertig jaar dikke (film)maatjes zijn en niet schrikken van wat ongemak.
Als je me had verteld dat er op IFFR níemand om de film lachte, zou ik me heel veel zorgen maken om de Rotterdamse gemeenschap
Is dit een film om bij te lachen?
Mike Leigh: ‘Als je me had verteld dat er op IFFR níemand om de film lachte, zou ik me heel veel zorgen maken. Vooral om de Rotterdamse gemeenschap en haar psychische problemen. Soms wordt een film in complete stilte ontvangen en komen mensen je na afloop vertellen dat het fantastisch was. Dan denk je: oh, nou, daar merkte ik anders niks van.’
Marianne Jean-Baptiste: ‘Ik denk dat dat heel gezond is. Lachen is een uitlaatklep. Als je in een kamer met dertig mensen vraagt wie er ooit bij een begrafenis heeft gelachen, zou minstens de helft z’n hand opsteken. We lachen als we nerveus zijn, we lachen als we bang zijn, we lachen om allerlei redenen. Niet alleen als iets grappig is. Als je je ongemakkelijk of onzeker voelt is lachen een natuurlijke reactie. Dat is iets goeds.’
ML: ‘De film is pijnlijk en grappig tegelijk, omdat het leven ook komisch en tragisch tegelijk is. Soms vragen mensen me hoe je als maker weet wanneer je een scène grappig moet maken en wanneer niet. Dat weet ik niet. Ik denk er niet over na – het is gewoon hoe het is. Je lacht veel aan het begin, en er is een punt in de film waarop dat stopt. Het sterft een natuurlijke dood. Dat is geen construct.’
Voordat jullie aan dit project begonnen, was er geen script. Hoe gaat dat in z’n werk?
MJB: ‘Als je tekent voor een film van Mike Leigh, zegt hij tegen je: ik ga een film maken, maar ik weet niet waar het over gaat en ik weet niet welke rol jij speelt. Je meldt je aan voor een proces. Je ontdekt je personage, wie ze is en hoe ze zich door de wereld manoeuvreert.’
ML: ‘Mijn proces ontstond als een tegenreactie op de beperkende en ouderwetse manier van werken aan de Royal Academy of Dramatic Art in Londen, waar ik als acteur studeerde. Ik wilde ook schrijven en regisseren en dingen verzinnen, wat ik al deed als tiener. Het voelde natuurlijk om het repetitieproces te combineren met het creatieve proces. Dat was totaal niet wat ons werd geleerd.’
MJB: ‘Aan het begin van het proces werk je alleen met Mike. Je creëert een personage vanaf haar eerste herinnering, tot aan de leeftijd die ze zal zijn in de film. Ergens in de loop van dat proces ontmoet je iemand anders. Michele Austin [die zus Chantelle speelt, red.] loopt bijvoorbeeld de repetitieruimte in, en dan zegt Mike: jullie spelen zussen. Vervolgens werk je aan de geschiedenis van beide personages, vanaf hun jeugd. Naar welke school zijn ze gegaan? Wie waren hun ouders, hun grootouders, tantes, ooms? Elk detail van hun leven. Het valt nergens anders mee te vergelijken. Je mag als acteur je fantasie gebruiken op een manier die normaal niet nodig is.’
Pansy ontstond omdat er echt mensen zijn zoals zij, een heleboel
Pansy is een vrouw van uitersten. Hoe creëer en speel je dat, zonder een karikatuur van haar te maken?
ML: ‘Het meest eerlijke antwoord is: we hebben het geen seconde gehad over het risico van een karikatuur. We geloofden in het personage. We behandelen haar als een echt persoon. Er was geen moment waarop Marianne of ik dacht: dit is too much. Pansy ontstond omdat er echt mensen zijn zoals zij, een heleboel. Jij kent ze ook.’
MJB: ‘Ik denk dat dat ‘m zit in hoe het personage tot stand komt. Ze is met zoveel detail gecreëerd dat je geen oordeel kan vellen. Je moet van haar houden en haar beschermen, omdat je precies weet waarom ze is wie ze is. Ik zou niet zeggen dat het makkelijk is, maar het voelt logisch. Als het personage op papier aan me was gepresenteerd en ik gewoon de tekst had moeten leren, zou het heel anders zijn geweest. Al haar acties hebben een geschiedenis, een emotionele basis.’