De pub van barman TJ staat al jarenlang rotsvast in Durham, een klein stadje net buiten Newcastle, in het noordoosten van Engeland. ‘The Old Oak’ is het vaste stekkie van de locals, waar ze altijd kunnen rekenen op een pint, een goed gesprek of een slechte grap. Het is misschien wel de laatste overgebleven third place in het dorp – een plek naast je huis of je werk waar je thuis bent, bekende gezichten ziet en nieuwe vrienden maakt. Maar net als de bibliotheken, dorpshuizen en bioscopen van de Noord-Engelse voormalige industriesteden dreigt ook deze ouwe eik om te vallen. De keuken staat op instorten, het uithangbord valt van de gevel en met alleen het handjevol vaste gasten kan TJ de eindjes niet meer aan elkaar knopen.
Interview
Regisseur Ken Loach over The Old Oak: ‘De solidariteit ís er. Die hoefden we niet te verzinnen’

Opnieuw maakte good old Ken Loach (87 inmiddels) een bevlogen film over een stad in verval en de mensen die er nog wat van proberen te maken. Hij heeft het graag over politiek, maar als je ‘m echt op stoom wil krijgen, begin dan over film.

The Old Oak
Een film van regisseur Ken Loach (I, Daniel Blake) over de laatst overgebleven pub in een klein Brits dorpje.
En dat heeft gevolgen voor een dorp als Durham, zo blijkt in The Old Oak. Na I, Daniel Blake en Sorry We Missed You is het de derde film op rij die regisseur Ken Loach en zijn vaste scenarist Paul Laverty in de regio maakten. Dit keer niet over individuen – Loach’ eerdere films draaiden om een man die de weg kwijtraakt in het Britse toeslagenstelsel en een overwerkte postbezorger – maar over het collectief: de inwoners van een net-niet-spookstad. Ooit was Durham een welvarend mijnwerkersdorp, nu is er van de banen, de vakbonden en de bijbehorende solidariteit weinig overgebleven. Zeker als er nieuwe buren op de stoep staan: een busje vol gezinnen die uit Syrië zijn gevlucht, en door de overheid naar de goedkope leegstaande huizen in het dorp zijn gestuurd. Ze zijn een perfecte zondebok voor de ellende onder de lokale bevolking, van jong (‘Hoezo krijgt dat buurjongetje zomaar een nieuwe fiets!’) tot oud (‘Mijn huis is niks meer waard als zij ernaast wonen’). De enigen die een brug proberen te slaan zijn TJ en Yara, een jonge Syrische fotograaf die het hele gebeuren stilletjes vastlegt. Ze raakt bevriend met de timide kastelein, die ondanks zijn eigen kopzorgen iets wil bijdragen. Maar wat dan?
Loach is inmiddels 87, en maakt al sinds de jaren 60 sociaal-activistische films over het leven van de Britse arbeidersklasse. We spreken hem in Amsterdam over The Old Oak, over het verdwijnen van publieke ruimtes, en over de solidariteit die daarmee verloren gaat. Eén ding wordt duidelijk in ons gesprek: Loach’ activisme is met de jaren niet afgezwakt. Zonder aansporen begint hij over de afbrokkeling van de Britse verzorgingsstaat, het falen van de overheid én van de linkse oppositie. Maar wil je hem echt op stoom krijgen, begin dan over film, en je ziet de liefde in zijn ogen.
Mensen vinden het fijn om met anderen te zijn, om te roddelen, met elkaar te grappen
Uw film laat zien hoe gemakkelijk een plek als The Old Oak kan verdwijnen. Waarom wilde u dat vastleggen?
‘We verliezen steeds meer publieke ruimtes, plekken waar mensen elkaar op een ongedwongen manier kunnen ontmoeten. Pubs verdwijnen, kantines, bibliotheken, zwembaden... allerlei plekken waar mensen voor het digitale tijdperk naartoe kwamen om te socializen. We worden er kleiner van. Mensen zijn gezelschapsdieren. We vinden het fijn om met anderen te zijn, om te roddelen, met elkaar te grappen. Het is een groot verlies.’
‘Het verdwijnen van dat samenzijn heeft ook een politieke impact. Als je samen bent, voel je je sterker, sta je niet alleen. Isolement maakt mensen zwakker. Eén van de dingen die Margaret Thatcher in haar tijd heeft gedaan om de macht van de vakbonden in te perken was het verplicht stellen van individueel stemmen. Als de bonden wilden staken, moest er privé gestemd worden, en dus niet meer in een openbare vergadering. In zo’n meeting voelden de arbeiders zich nog gesterkt. Als je die overwegingen in je eentje moet maken, ben je veel kwetsbaarder voor de propaganda van rechts. Het collectief is sterk, het individu niet. Het uitsterven van publieke ruimtes maakt ons individualistisch. Gelukkig hebben we voetbal nog.’
Hoe kwamen jullie erop om dat te combineren met een verhaal over vluchtelingen in Noord-Engeland?
‘We hadden al twee films gemaakt over deze regio, het noordoosten van Engeland. Het gebied is gebouwd op oude industrieën: steenkool, scheepswerven, staal. Die banen zijn allemaal verdwenen, vervangen door freelance werk, en nu heerst er enorm veel armoede. De films die Paul en ik daar gemaakt hadden gingen over de realiteit van dat werk, en over overleven in het Groot-Brittannië van nu. Over de gemeenschappen daar hadden we het nog niet gehad. En toen hoorde Paul verhalen over Syrische vluchtelingen, die in verlaten dorpen werden gehuisvest. De huizen zijn er goedkoop, het is buiten het zicht van de grote steden, dus dat kwam de overheid goed uit. Maar er worden geen enkele voorbereidingen getroffen om ze te ontvangen. En dus legt hun komst de verhoudingen in de lokale gemeenschap bloot, een gemeenschap die aan haar lot is overgelaten. Het laat de wanhoop zien, de uitzichtloosheid. En hoe dat om kan slaan in racisme.’

Wat voor rol speelt een pub daarin?
‘De pub vervult een enorme sociale functie. Britten ontmoeten elkaar in pubs. Het is veel te koud bij ons om buiten op een terras te zitten. De pub is altijd al een plek geweest om bijeen te komen. Mensen komen er meerdere avonden per week, niet om zich te bezatten, maar gewoon om te kletsen.’
Wat doet het dan met een community als zo’n pub, de laatste gemeenschappelijke ruimte in een dorp, wegkwijnt?
‘Het is een geleidelijk proces. Aan de ene kant sluiten er steeds meer plekken, maar mensen komen ook minder vaak hun deur uit. De digitale wereld is veel dichterbij. Je kan met één druk op de knop met je vrienden praten. Daar raak je aan verslaafd, en dat is op zich logisch, maar wat je daarmee verliest is immens. Maar ach, dat is ook maar de mening van een oude man.’
Ik vind de mening van een oude man best waardevol hoor. Uw generatie weet misschien juist wat we verliezen.
‘Er was ooit zo veel meer tijd. Ik ben opgegroeid in de jaren veertig en vijftig. De dagen konden zich eindeloos uitstrekken. De telefoon werd nauwelijks gebruikt, die stond in het koudste deel van het huis. We kregen misschien één telefoontje per week, en dan hield je het kort. Anders kreeg je het koud. Maar waarom heb ik het eigenlijk over vroeger? Dit is allemaal saai! Het punt is: er zijn dingen verloren gegaan. Dat voedt isolatie en een gebrek aan hoop. Het individualisme dat daaruit voortkomt is weer een voedingsbodem voor xenofobie. Samenzijn geeft ons het gevoel dat we gul kunnen zijn, dat we sterk genoeg staan om wat voor anderen over te hebben.’
Het kapitalistische systeem hangt aan een zijden draadje. Dat maakt de strijd des te urgenter
Ik kan me voorstellen dat u moedeloos wordt. Aan de andere kant verzetten uw films zich altijd tegen te veel pessimisme. Bent u daar bewust mee bezig?
‘Dat komt vanzelf. Vrolijkheid is een sociale plicht, als je het mij vraagt. Als je een kamer binnenloopt wil je mensen blij maken, geen ellende verspreiden. Er zijn genoeg redenen om optimistisch te zijn. De geschiedenis is veerkrachtig. Wanneer alles er vastgeroest uitziet, staat de boel juist op losse schroeven en kan je dingen veranderen. Het kapitalistische systeem hangt aan een zijden draadje. Dat maakt de strijd op links des te urgenter. Ik ben niet wanhopig, ik ben strijdlustig.’
In een vorig interview met ons zei u dat u het recht niet heeft om gedesillusioneerd te raken. Voelt u dat nog steeds zo?
‘Absoluut. Dat geldt denk ik voor alle leeftijden, maar op dit punt in mijn leven denk ik: wat voor wereld geeft mijn generatie door? We laten een verschrikkelijke erfenis achter. Het is mijn plicht om te blijven vechten. Wat is het alternatief?’
U bent niet minder radicaal geworden met de jaren?
‘Onze kansen zijn klein. Maar het komt erop neer dat het kapitaal de arbeiders harder nodig heeft dan andersom. Zo is het altijd al geweest. In dat opzicht staat de arbeidersklasse heel sterk. We zijn alleen nooit georganiseerd genoeg geweest om daar iets mee te doen. Het is een strijd om class consciousness: je bewust zijn van je macht, en rechtse propaganda leunt altijd in de andere richting. Zo houd je mensen verdeeld: je behandelt ze als slachtoffers, zodat ze niet door hebben hoe sterk ze zijn.’
Ik zeg altijd tegen mijn cast: doe het alleen zoals je het zelf ook zou doen
De verdeeldheid leidt in Durham tot racisme en islamofobie. Is het lastig om daar kritisch op te zijn, als u ook begrip wil hebben voor de lokale bevolking?
‘Ik probeer gewoon de waarheid te vertellen. De film speelt zich af in 2016, toen de eerste mensen uit Syrië naar Durham kwamen. Destijds was er alleen maar vijandigheid. Tegen de tijd dat wij de research voor de film deden, rond 2020, was er echt een band gesmeden met de lokale bevolking. Het verhaal in de film, over de gedeelde maaltijden, kwam van Paul, maar er gebeurden wel vergelijkbare dingen. Claire, de acteur die activist Laura speelt, doet hetzelfde werk in het echte leven. Ze gaat rond met eten en kleding, en probeert jongeren te weerhouden van extreemrechtse ideeën. Zo hebben we nog veel meer mensen ontmoet. Ze bestaan. De solidariteit is er, die hoefden we niet te verzinnen.’
Had het werken met de Syrische acteurs, zoals Elba Mari, die Yara speelt, nog impact op het script?
‘Ik zeg altijd tegen mijn cast: wat we je ook vragen, doe het alleen zoals je het zelf ook zou doen. Dat gold voor iedereen, maar in dit geval specifiek voor de Syrische acteurs – ik ben niet bekend met jullie cultuur, ik spreek jullie taal niet, en Paul ook niet. Dus dat was de gulden regel vanaf dag één: je moet me altijd vertellen wat je in het echte leven zou doen, en dan zorgen we ervoor dat je personage dat ook doet. Het is een interessant proces, je bent de hele tijd van elkaar aan het leren. De crew was Engels, dus we namen elke dag rond een uur of vier pauze voor een kop thee. Na een paar dagen brachten twee Syrische vrouwen fantastische Syrische cakejes mee. De jongens weigerden vervolgens elke dag te werken tot ze die cakejes hadden gehad. Het is iets kleins, maar het delen van eten op die manier zegt zoveel.’

Dat zag ik ook in de film: Yara en TJ zetten een project op om de buurt met elkaar aan tafel te krijgen, en het brengt zoveel moois teweeg. Het delen van een maaltijd met iemand die je niet kent wordt zo bijna iets radicaals.
‘Dat is het ook. Het heeft een lange geschiedenis. Net als het brengen van eten als iemand in rouw is. Dat is ook wat TJ raakt als Yara bij hem langskomt.’
Hoe bedoelt u?
‘Dat bakje eten schept de eerste band tussen Yara en TJ. Vanaf dat moment denkt hij: ik heb het recht niet om wanhopig te zijn. Het is hetzelfde als waar we het net over hadden: mensen als Yara hebben zo veel geleden, zijn naar een ander land gevlucht, kennen de taal niet en tóch zijn ze positief. TJ ziet daardoor in dat het niet aan hem is om pessimistisch te zijn.’
In uw film voelt The Old Oak als een laatste vesting van het Engeland waarin TJ is opgegroeid, dat in verval is geraakt. Wat is er veranderd?
‘De verzorgingsstaat was een briljant naoorlogs concept, waarbij de staat ervoor zorgde dat mensen zeker waren van een bepaalde levensstandaard, van een gezond leven, goed onderwijs voor je kinderen, en een pensioen als je ouder werd. Dat was iets wat we als collectief besloten te doen. Maar de uitvoering ervan was afhankelijk van een kapitalistische economie, en die tegenstrijdigheid werd 20 à 30 jaar later zichtbaar. Dat was het moment waarop Thatcher aan de macht kwam, en de verzorgingsstaat ontmanteld werd. Sindsdien leven we met die destructie. De Labour Party is inmiddels bijna net zo rechts als de Tories.’
Politici zien films als een product. Als iets geen winst maakt, is het geen goede film
Ziet u die ontwikkeling ook in de Britse filmindustrie?
‘Het is lastig om die vergelijking te maken. De Britse filmwereld is een soort karikatuur van de Amerikaanse industrie. Het is geen onafhankelijke branche, het is gekoloniseerd door de VS. Toen de Amerikaanse acteurs en schrijvers eerder dit jaar staakten, stond onze filmindustrie ook stil. Dat is een effect van die kolonisatie: de Britse filmindustrie is niet veel meer dan een arm van de Amerikaanse. Dat werd dit jaar zichtbaar. Ook de studio’s die claimen onafhankelijk te zijn, worden gestuurd door de smaak van het Amerikaanse publiek. Films die echt over onze cultuur gaan, over onze literaire tradities en geschiedenis, zijn zeldzaam.’
Zijn er dan geen jonge makers die die taak op zich kunnen nemen?
‘Er zijn een hoop getalenteerde makers, maar ze krijgen het geld en de vrijheid niet om de films te maken die we nodig hebben. Alles wordt gemicromanaged. De jonge regisseurs die ik spreek hebben allerlei uitvoerend producenten in hun nek hijgen. Die willen zich altijd met de cast bemoeien. Terwijl dat de grootste vraag is die een regisseur moet beantwoorden: wie zijn de mensen die dit verhaal tot leven kunnen brengen? Als de keuze voor je acteurs al van je wordt afgenomen, wat blijft er dan nog over? Los daarvan hebben we nog nauwelijks filmzalen over in Engeland. Daar is politieke interventie voor nodig. Kleine filmtheaters, in het bezit van een gemeente, gerund door mensen die houden van film, zijn een eenvoudig begin van een oplossing. Maar politici zien films als een product, niet als communicatiemiddel. Als iets geen winst maakt, is het geen goede film. Die manier van denken is het probleem.’
Frustreert het u, dat er zoveel politiek bij film komt kijken?
‘Uiteindelijk verdwijnt de politiek zodra je op de set staat. Het filmmaken zelf heeft niets met politiek te maken. De camera is slechts een toeschouwer. Voor mij zit de lol ‘m ook in het proces, in het maken. Ik praat te veel over politiek. Film is veel interessanter dan dat.’
Jente doet graag alsof ze een enorm verfijnde smaak heeft, maar in werkelijkheid geldt vaak: hoe slechter de film, des te meer ze ervan geniet.