Op de set van haar allereerste film kwam Ramata-Toulaye Sy voor uitdagingen te staan waar zelfs de meest doorgewinterde regisseur van zou schrikken: zandstormen, hittegolven, maandenlang aanhoudende temperaturen van boven de 50 graden. ‘Tijdens het draaien zeiden we steeds: sans perils, on triomphe sans gloire – zonder gevaar geen glorie.’ En de glorie glanst flink: Banel & Adama – een tragisch, magisch liefdesverhaal op het Senegalese platteland – maakt deel uit van een select clubje debuutfilms dat in première mocht gaan in de hoofdcompetitie van Cannes. Later werd de film door Senegal ingestuurd als Oscarinzending.
Interview
Ramata-Toulaye Sy over Banel & Adama: ‘We zijn het zat om clichés over zwarte vrouwen te zien’

Met haar debuut Banel & Adama stond regisseur Ramata-Toulaye Sy vorig jaar mei tussen de gevestigde namen van het Filmfestival van Cannes. Op IFFR spraken we haar in januari over dat grote succes en de mythische verwijzingen in haar tragische liefdesgeschiedenis.

Banel & Adama
In een Senegalees dorp dat bezwijkt aan aanhoudende droogte, bloeit de liefde.
In Sy’s zowel kleine als epische tragedie botst het hoofd met het hart. Van beoogd dorpshoofd Adama wordt verwacht dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt en trouwt met de vrouw die voor hem is uitgekozen. Maar Adama kiest voor zijn jeugdliefde Banel, een jonge vrouw met een rebelse stugheid die niks van verantwoordelijkheden moet weten. Als het dorp vervolgens in een eindeloze droogte belandt, geven de dorpelingen het verliefde stelletje de schuld.
De natuurrampen op de set boden inspiratie voor de zandstormen in de film, maar verder blijft Banel & Adama op een intrigerende afstand van de werkelijkheid. Het verhaal is doordrenkt van magisch realisme, Banel een vrouw van mythische proporties. Een doelbewuste insteek van Sy, die de genrefilm miste in zowel de Franse als de Senegalese filmwereld. ‘We maken vaak hyperpolitieke, sociaal geëngageerde, naturalistische films.’ Banel & Adama is ook politiek (die zandstormen komen natuurlijk érgens vandaan), maar blijft in de kern vooral een karakterstudie van het hoofdpersonage, Banel, een anti-held die lastig te doorgronden is, en daardoor extra fascinerend.
Op het filmfestival van Rotterdam spreken we Sy over haar regiedebuut, over het vertellen van universele verhalen, en over de mythische figuren die Banel voorgingen.

Wat een jaar heb je achter de rug!
‘Het is ongelooflijk. Dat we in de competitie van Cannes in première gingen was al een enorme verrassing. Het is zo’n eer om daar met mijn eerste film tussen de grote regisseurs te staan. Sindsdien is het een gekkenhuis. Het is geweldig voor de Afrikaanse cinema dat de film internationaal zo’n succes is, dat we gezien en gehoord worden.’
Op het eerste oog lijken Banel en Adama twee bekende personages: star crossed loversdie worden tegengewerkt door de conservatieve wereld waarin ze leven. Waarom zo’n klassiek verhaal?
‘Dat was een van mijn hoofddoelen, het vertellen van een universeel verhaal. Ik wilde een een nieuwe dramaturgie in de Afrikaanse cinema brengen. Anders dan de verhalen die we gewend zijn uit Afrika. Dat was echt één van mijn speerpunten, iets nieuws en universeels creëren, een complex verhaal. Én een liefdesverhaal. Die zien we niet veel in Afrika.’
Ik kan niet met de hele wereld rekening houden
Voelt het niet alsof je een stukje specificiteit opoffert door zo’n universeel verhaal te kiezen?
‘Nee, dat is het gekke. Het is een universeel verhaal, maar tegelijkertijd ook héél Afrikaans. Ik denk dat dat ook reflecteert wie ik ben. Ik ben Frans, ik ben opgegroeid in Frankrijk en heb heel mijn leven gestudeerd in Frankrijk, maar ik ben ook opgegroeid in een heel Afrikaanse cultuur. Mijn biculturele achtergrond is denk ik juist wat de film universeel maakt.’
Want er zijn ook filmmakers die denken: fuck it, ik maak mijn films niet voor een Europees publiek. Ousmane Sembène, bijvoorbeeld, zei ooit: Europa is niet mijn centrum.
‘Dat heb ik me ook afgevraagd. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: het wordt geen film voor Europeanen of voor Afrikanen. Ik ga gewoon het verhaal vertellen dat ik wil vertellen. Ik kan niet met de hele wereld rekening houden.’
Banel is het kloppende hart van de film. Hoe is zij ontstaan?
‘Ik wilde een klassiek, tragisch personage creëren. Ze is geïnspireerd op vrouwen als Medea en Phaedra. Eigenlijk is Banel een soort Juliet, die langzaam verandert in een Lady Macbeth. Ik wilde een personage schrijven dat gelaagd was, dat anders was dan de personages die ik kende uit de Afrikaanse film. Ze is hypercomplex, onaardig, verwarrend. En vooral géén slachtoffer.’
Ik wilde een personage schrijven dat gelaagd was, anders dan de personages die ik kende uit de Afrikaanse film
Medea was vorig jaar ook al een inspiratiebron voor Saint Omer, van Alice Diop. Wat is er zo fascinerend aan dat personage?
‘Het personage van Alice Diop uit Saint Omervermoordt net als Medea haar eigen kind, dus zij is denk ik stukken meer geïnspireerd door de Medea dan Banel. Ik denk niet dat het een fascinatie is voor specifiek Medea. We zijn het gewoon zat om clichés over zwarte vrouwen te zien. Alice Diop is net als ik Frans-Senegalees en geboren in Frankrijk, en ze maakt films over zwarte vrouwen. We zijn allebei op zoek naar een nieuw soort vrouw.’
Zit er ook een stukje van jezelf in Banel?
‘Natuurlijk! Altijd. Je eerste film is altijd je meest persoonlijke, niet? Er zit een stukje van mezelf in de hele film, in Banel, in Adama, in alle personages. Er zit iets van mijn moeder in de moeder uit de film. Ik ben dan niet in Senegal opgegroeid, maar de vragen waar Banel mee worstelt, haar plek als vrouw in deze wereld, dat zijn vragen die ik mezelf ook stel.’
Hoe kwam Adama uit dat idee voort? Hij is heel anders dan Banel, veel rustiger, minder rebels.
‘Opposites attract. Het is interessant om twee zulke verschillende personages te hebben. We zijn het zo gewend om mannen te zien die onafhankelijk zijn, gewelddadig, rebels, vrij, en vrouwen die onderdrukt worden, triest zijn, et cetera. Die rollen wilde ik omdraaien. Banel is de man, Adama is de vrouw.’

Kom je met het verwisselen van die rolpatronen niet in een valkuil terecht? Dat een personage als Banel ook alle toxic eigenschappen van zo’n typisch mannelijk personage overneemt?
‘Dat klopt, maar ik zie Banel ook als een doorgedraaid figuur. Ze voelt zich zó opgesloten dat ze gek wordt, gek omdat ze niet kan hebben wat ze wil. Ze is al geëmancipeerd als het verhaal begint – dat is niet waar ze naar op zoek is. Ze zoekt naar het Absolute. Ze weet zelf niet eens wat dat betekent, het is een onmogelijke zoektocht. Daarom gaat ze aan het eind van de film terug naar de huizen in het zand om te sterven, omdat ze begrijpt dat ze dat Absolute niet op deze aarde zal vinden.’
Eigenlijk wil ze iets heel simpels: een huisje, samen met Adama.
‘Het ís ook zoiets simpels. Of ja, voor jou als Europese vrouw is het misschien heel simpel. Maar voor een vrouw uit Senegal… Alleen wonen, in een klein dorp, zonder man – dat is onmogelijk. Dat cultuurverschil wilde ik laten zien. In Afrika zijn de huizen gigantisch, we leven heel gemeenschappelijk. Een eigen huis bestaat niet.’
Ik wilde mensen in Afrika weergeven die heel gelukkig zijn in Afrika
Ik was ook benieuwd naar het dorp van Banel en Adama, want het voelt een beetje als een soort niemandsland. We weten niet echt waar het is, we horen niks over andere dorpen.
‘Dat was precies het gevoel dat ik wilde overbrengen: een huis clos, een afgesloten wereld. Ik wilde het verhaal als een sprookje construeren, een beetje zoals Roodkapje. Deze twee mensen bestaan in deze wereld, en daarbuiten bestaat niets anders. Er is niets dan het dorp. Het publiek mocht niet denken dat Banel en Adama hun familie willen verlaten, of naar het buitenland willen vertrekken. Het is geen migratieverhaal. En eigenlijk ook geen politiek verhaal. Ik wilde absoluut niet dat je zou denken dat Banel en Adama niet tevreden zijn in hun dorp. Ze willen gewoon daar blijven. Ik wilde mensen in Afrika weergeven die heel gelukkig zijn in Afrika.’
Vind je het zelf geen politieke film?
‘Niet in dat opzicht. Ik wilde geen politiek statement over migratie of armoede maken, wel over klimaatverandering. Ik vond het heel belangrijk om daarover te praten, om aan te stippen dat Afrikanen het meest te lijden hebben van klimaatproblematiek terwijl ze er niet verantwoordelijk voor zijn. De vervuilers, dat zijn wij. Maar zij hebben er het meeste last van. Daar wilde ik het over hebben, maar niet te direct of te documentair. Om die reden heb ik me op fictie gericht, en die thematiek verweven in het liefdesverhaal.’
Waarom staat die documentaire-stijl je tegen?
‘Een ander doel van me was het terugbrengen van genrefilm in de Afrikaanse cinema. Afrikaanse film is vaak zo naturalistisch, of ergens tussen naturalistisch en realistisch in. In Afrika hebben we óók genres.’
Wat voor films zie je jezelf in de toekomst maken? Zijn er andere genres die je wil uitproberen?
‘Goeie vraag, ik heb geen idee. Ik blijf geïnteresseerd in dit soort mythische personages. Ik denk dat het altijd hetzelfde personage is, hetzelfde soort complexe vrouwen, zoals Lady Macbeth. Je moet het gewoon elke keer op een andere manier bewerken. Ik zal altijd blijven vertellen over vrouwen van nu. Het verhaal is alleen steeds anders.’
En de mannen?
‘Die hebben mij niet nodig.’
Foto header: Philippe Quaisse
Jente doet graag alsof ze een enorm verfijnde smaak heeft, maar in werkelijkheid geldt vaak: hoe slechter de film, des te meer ze ervan geniet.