De Congolees-Belgische regisseur Baloji is een alleskunner. Muziek, kunst, mode en film: in zijn debuut Augure komt het allemaal samen. Hij neemt ons mee naar de Democratische Republiek Congo, waar de Belgische Koffi de zegen voor zijn ongeboren tweeling hoopt te ontvangen van zijn vervreemde familie. Maar om dat te bereiken moet hij eerst delven door een grote berg oud zeer. Waarom is hij niet bij zijn familie in mijnstad Lubumbashi gebleven? Waarom is hij niet in de spirituele voetsporen van zijn moeder getreden? In een vertelling vol kleurrijke folklore, zo rijk als de grond van de mijnen, zoekt Baloji vooral naar begrip.
Interview
Baloji over Augure: ‘Ik maakte vier muziekalbums, geschreven vanuit de verschillende perspectieven van de personages’

Op het filmfestival van Cannes spraken we met de Congolees-Belgische alleskunner Baloji. Zijn regiedebuut Augure kwam moeilijk van de grond, maar uiteindelijk kon hij precies maken wat hij voor ogen had. ‘Het filmfonds kon niet meer om me heen.’

Augure
Jaren nadat hij door zijn moeder werd verstoten, keert Koffi terug naar zijn thuisland Congo.
We spraken Baloji op het filmfestival van Cannes, waar zijn film in 2023 onder luid applaus in première ging. Met zijn uitbundige zelfgemaakte outfits, duidelijke artistieke visie en uitgesproken ambitie, voelt het alsof Baloji al jaren op de rode loper van het festival te vinden is. Maar, vergis je niet, het was geen vanzelfsprekendheid dat deze film dit hoofdpodium zou halen. Tijdens het rondetafelgesprek met de Europese pers, geeft Baloji ons een inkijkje in het moeizame maakproces, waarin hij keer op keer door het Belgische filmfonds werd afgewezen.
Hoe is het idee voor Augure ontstaan?
‘Ik verloor mijn vader in 2019. Zoals dat gaat in mijn cultuur, stond er de volgende dag een groep mensen voor de deur die met ons kwamen rouwen. Een professioneel huilkoor, net als in de film. Deze groep huilt mee om het verdriet van de nabestaanden te verzachten, om hen te helpen alle tranen op te maken, als een soort catharsis. Toen dit gebeurde, en de tranen rijkelijk vloeiden, kon ik letterlijk water om ons heen zien stromen. Het was als een kleine fontein. Dit inspireerde me zo erg dat ik er wel over móest schrijven. Ik heb me toen acht weken thuis opgesloten en schreef het script voor Augure.’
‘Het is niet het eerste script dat ik heb geschreven. Maar ik besloot dat het tijd was om het anders te doen dan hoe ik het had geleerd tijdens de vele schrijfkampen die ik had bezocht. Het advies van de gevestigde schrijvers die daar les gaven, was altijd gericht op het krijgen van geld van het Belgische filmfonds. Ze zeiden: je moet je verhaal zo en zo schrijven, want dan krijg je geld. Maar die formule werkte nooit voor mij, want het filmfonds wees me altijd af.’
Het filmfonds begreep het niet. Toen dacht ik: weet je wat? Ik ga gewoon mijn eigen dingen doen.
Wat was de reden dat het fonds je filmplannen telkens afwees?
‘Voor hen waren er meerdere redenen om me niet serieus te nemen als filmmaker. Ik ben autodidact, ben nooit naar een filmschool geweest en ze vonden me meer een muzikant dan een filmmaker. En dan ook nog eens eentje uit de hiphopscene. Dat zijn te veel risico’s. En ik snap het ergens ook wel, want de filmwereld is een echte industrie. Je moet het zien als een bedrijf waar rekeningen en salarissen betaald moeten worden, met alle financiële risico’s van dien. Voor het fonds is het financiële aspect belangrijker dan de inhoud op zich.’
Maar uiteindelijk is het wel gelukt om Augure gefinancierd te krijgen. Hoe is dat gegaan?
‘Het is niet meteen gelukt. In België kun je drie keer met hetzelfde project een aanvraag doen en als je dan nog steeds geen groen licht hebt, is het einde verhaal. Ik heb het met vele plannen geprobeerd en telkens liep ik op een dood spoor. We werden er depressief van. Ook over dit plan was het fonds aanvankelijk niet enthousiast. Ze zeiden dingen als: waarom is er opeens een fontein van tranen in de kamer? Dit is stom, het is niet logisch. Ze begrepen het niet. Toen dacht ik: weet je wat? Ik ga gewoon mijn eigen dingen doen.’
‘Toen ben ik zelf korte films gaan produceren, met mijn eigen geld en op eigen risico. Ik maakte het zo gek als ik zelf wilde en heb zo langzaam iets weten op te bouwen. Maar korte films hebben maar een heel klein bereik van hooguit vijfduizend mensen. Dus ik besloot er muziek in te verwerken en kwam zo tot een artistieke vorm die stilistisch anders was dan wat je gewend bent van film. Door de erkenning die ik daarvoor kreeg, kon het filmfonds niet meer om me heen. Ze konden niet langer nee zeggen, want ik had mezelf bewezen. Zo is Augure uiteindelijk toch gefinancierd.’

Is er een connectie tussen die korte films en Augure?
‘Niet qua inhoud, maar wel qua esthetische benadering. Ik heb synesthesie, wat betekent dat ik geluid associeer met kleur en kleur met een bepaalde stemming. Dit zet ik in tijdens het maakproces van mijn films: elk personage heeft zijn eigen kleur en muziek als representatie en dit brengt een eigen sfeer met zich mee. Daarnaast is ieder personage op een manier gefilmd die past bij deze sfeer. Zo is de cameratechniek die we gebruikten in de scènes van de moederfiguur geïnspireerd op het werk van regisseur Pedro Costa (Vitalina Varela). De straatkinderen zijn hand-held gefilmd, wat zorgt voor een dynamischer gevoel. Hoofdpersoon Koffi is gefilmd vanaf een statief. Op deze manier probeerden we de film speels te houden.’
Hoe communiceer je met je crew over wat je precies voor je ziet?
‘Ik heb veel moodboards gemaakt. Dat hielp enorm. En ik maakte vier muziekalbums, geschreven vanuit de verschillende perspectieven van de personages. Koffi’s album kent veel Europese invloeden. Die van zijn zus heeft een Zuid-Afrikaans geluid, omdat ze daar uiteindelijk heengaat. Voor hun moeder heb ik een album met ontspannen, reflectieve muziek geschreven en voor de straatkinderen heb ik de straatenergie van Kinshasa gevangen. Dit gaf houvast aan de acteurs. Het hielp hen om steeds dichterbij de personages te komen, steeds dichterbij wat ik voor ogen had. Maar het belangrijkste: de albums konden ook beluisterd worden door de rest van de crew. We luisterden naar de muziek op de set. Zo zat iedereen op één lijn: van de kostuumafdeling tot de cameraploeg.’
Mijn naam betekent letterlijk ‘wetenschapper’, maar in de volksmond is het vooral ‘tovenaar’ gaan betekenen.
Je artistieke visie klinkt door tot in de kleinste details. Waar heb je je door laten inspireren?
‘Ik wil een wereld creëren die niet echt bestaat, waarin de echte wereld doorklinkt. In de film zie je kostuums voorbij komen, waarvan de kenner zal zien dat ze typisch zijn voor New Orleans. Maar er is geen New Orleans in Congo. Door deze Amerikaanse stijl te mengen met folklore uit België en Congo, hebben we kostuums gerecreëerd uit een mythologisch universum dat niet bestaat. Het is juist belangrijk dat het allemaal niet gebonden is aan een bepaalde plek. We hebben gefilmd in Kinshasa, de hoofdstad met ruim 17 miljoen inwoners, en in Lubumbashi, een grote mijnstad 3000 kilometer verderop. Cultureel gezien zijn er veel verschillen tussen die steden, maar in de film hebben we er één stad van proberen te maken. Dat kan alleen als je er je eigen draai aan geeft.’
Je hebt het over Belgische en Congolese folklore. Hoe heb je die samengebracht in één verhaal?
‘Ik ben geobsedeerd door sprookjes, zoals die van Hans en Grietje. Hierin vind ik vooral de heks interessant. In België, waar ik woon, is er een hele rijke culturele geschiedenis rond de heks. Ik wilde een parallel creëren met Congolese folklore, waar hekserij ook een belangrijke rol speelt in de verhalen. Mijn naam bijvoorbeeld, Baloji, betekent letterlijk ‘wetenschapper’, maar in de volksmond is het vooral ‘tovenaar’ gaan betekenen. Een tovenaar die zich bezighoudt met zwarte magie. Het is een beetje alsof je ‘duivel’ heet, of ‘demon’. Het is een lastige naam om mee te leven, vanwege de stigma’s uit de verhalen. Maar het kostte me te veel geld om het te veranderen haha, dus ik heb het maar gewoon omarmd. Maar het thema van hekserij en hoe dat in het licht van het christendom een extreem negatieve annotatie heeft gekregen, is voor mij dus iets persoonlijks.’

‘In Congolese verhalen wordt hekserij vaak van moeder op kind overgedragen, bijvoorbeeld door middel van borstvoeding. Toen ik me meer ging verdiepen in Europese sprookjes, verbaasde het me hoeveel parallellen er waren. Dezelfde verhaallijn, dezelfde structuur. Ook in Disney- of Pixar-films, zie je vaak dat de vrouw de slechte energie aan het kind geeft. Dit vind ik interessant, omdat het belangrijk is dat de westerse wereld niet denkt dat hekserij of magisch realisme alleen iets is van het ‘donkere continent’ Afrika. Het is ook iets wat hier bestaat. We hebben meer gemeen dan je denkt.’
Je hebt de film met een grotendeels Belgische ploeg in Congo gefilmd. Hoe heb je dat ervaren?
‘Het was mijn vijfde filmproject in Congo, dus ik wist wat ik kon verwachten. Maar er waren ook wel lastige momenten, omdat we dit keer niet een korte film, maar een feature aan het opnemen waren. Normaal gesproken ga ik naar Congo en film ik met zes of zeven mensen. Deze keer waren we met een groot team uit Europa. Dus de opzet was groter, complexer en er stond meer op het spel. Op zich verliep het soepel. Er deden zich alleen problemen voor als we als team probeerden om de Europese manier van werken te kopiëren naar de Congolese context, zonder rekening te houden met de manier waarop de Congolese mensen werken.’
‘We wilden bijvoorbeeld op paaszondag filmen, vanwege ons strakke schema. Maar de lokale Congolese producer zei: nee, we gaan niet filmen op die dag, dat is een vrije dag. De Belgische producent zette door, waardoor de draaidag toch doorging. Het gevolg? We zouden die dag om acht uur ’s ochtends beginnen met draaien, maar de bus met alle cameraspullen arriveerde pas laat in de middag: sommige dingen kun je nou eenmaal niet afdwingen. Als een Europeaan naar Hollywood gaat, moet die zich daar ook aan de regels volgen. De werktijden, de vakbondsafspraken, al die dingen. Als je naar Japan gaat, zelfde verhaal. Maar sommige mensen denken dat Afrika geen regels heeft. En dat is iets waar ik moeite mee heb. Want, schei uit, wij hebben ook regels!’
Ik heb een zwak voor films uit het magische uur. Wankelmoedig, nieuwsgierig of vastberaden het schemerdonker tegemoet. Niet wetende hoe lang de nacht zal duren.