Wie het filmnieuws een beetje volgt, kon er het afgelopen jaar niet omheen: Megalopolis is het absolute droomproject van Francis Ford Coppola, die er 120 miljoen dollar van zijn eigen geld inpompte (mede mogelijk gemaakt door de verkoop van een deel van zijn wijngaard, waarop hij al een tijdje aardig bijklust als wijnboer). Megalopolis is in meerdere opzichten megalomaan, met een affiche vol grote namen (onder wie Adam Driver en Aubrey Plaza), een onnavolgbaar plot over een architect met superkrachten in een alternatief New York als een hedendaags Rome vol Shakespeariaanse intriges, en dat alles in een weelderige, bijna potsierlijke visuele stijl. Coppola ging all-in, en dat betaalt zich vooralsnog niet uit: Megalopolis is voor Coppola een dure grap en de tijd zal uitwijzen of dat het waard was – maar dat is voor Coppola niks nieuws.
Megalopolis is precies het soort high risk, high reward-filmmaken waarmee hij de afgelopen vijftig jaar furore maakte – én zichzelf meermaals op de rand van faillissement bracht. Dat begon in de jaren zeventig, toen hij samen met George Lucas productiebedrijf American Zoetrope oprichtte, dat een vrijplaats moest worden voor vrijzinnige films. Toen Lucas’ debuut THX 1138 (1971) financieel gezien een drama bleek, kon Coppola de klap opvangen door een regieklus aan te nemen van een gangsterfilm waar hij aanvankelijk niet zo in geloofde. Die gangsterfilm was de uiteindelijke megaklapper The Godfather (1972), waarbij hij tijdens de productie continu in de clinch lag met producenten, maar hij zijn eigenwijze visie – zoals de casting van de onbekende Al Pacino – vol bleef houden.
De met The Godfather verkregen roem en financiële middelen zette Coppola voor de productie van passieprojecten van hemzelf, zoals spionagethriller The Conversation (1974), en anderen (zoals Jean-Luc Godard, Akira Kurosawa en Wim Wenders, die allen films bij Zoetrope maakten). Ondertussen werkte Lucas aan een project getiteld Apocalypse Now (1979), dat hij uiteindelijk zou laten liggen om Star Wars te gaan maken. Coppola nam het stokje over en besloot zijn Vietnamfilm te filmen op de Filipijnen, waar op dat moment nogal wat politieke onrust was. De opnames verliepen zo rampzalig dat de making-of bijna net zo waanzinnig is als de film zelf. Achter de schermen werd volop drugs gebruikt, tyfoons spoelden letterlijk de set weg en hoofdrolspeler Martin Sheen kreeg een hartaanval. Ondertussen liepen de kosten zo hoog op, dat Coppola zijn eigen auto, huis en verdiensten uit The Godfather als onderpand moest inzetten om de film af te kunnen maken.
Waar de riskante werkwijze van Coppola hem in de jaren zeventig geen windeieren legde, kwam de onvermijdelijke genadeklap in het decennium daarna. De nieuwste Zoetrope-productie One From the Heart (1982) moest een technisch hoogstandje worden: een ambitieuze muzikale romantische komedie met een uitzinnige visuele stijl en een soundtrack gemaakt door Tom Waits en Crystal Gale. Zoetrope had het al niet makkelijk, en toen One From the Heart genadeloos flopte, raakte Coppola zo diep in de schulden dat hij pas een decennium later weer uit de problemen was. De reputatie van One From the Heart als megaflop heeft ook compleet overschaduwd dat de film zelf heel charmant is en een unieke filmstijl heeft.
Megalopolis is precies het soort high risk, high reward-filmmaken waarmee Coppola de afgelopen vijftig jaar furore maakte
Coppola richtte zich daarna op sterke, kleinere verhalen over opstandige tieners (Rumble Fish en The Outsiders, beide uit 1983), maar het geld zou uiteraard weer gaan rollen – al kwam het dit keer via andere wegen. Producent Robert Evans vroeg Coppola, die na One From the Heart wel een financiële opsteker kon gebruiken, voor de regie van The Cotton Club (1984). Met de succesformule ‘gangsters, music, and pussy’ zou The Cotton Club niet kunnen mislukken, aldus Evans, die het geld bijeen sprokkelde door een deal te sluiten met een Saudi-Arabische wapenhandelaar en een stel casinobazen, terwijl hij kampte met een cocaïneverslaving en hij werd verdacht van de moord op een andere geldschieter, vaudevilleartiest Roy Radin.
Ondertussen kwamen en gingen de acteurs, net als de scenaristen: de hele productie besloeg uiteindelijk vijf jaar. De uiteindelijke ontvangst was op z’n zachtst gezegd wisselend, met zowel Oscar- als Razzie-nominaties, en de schandalen zouden de film lange tijd overschaduwen. In 2015 pompte Coppola er uit eigen zak nog wat geld in voor een director’s cut en daarmee kwam er iets van eerherstel. En terecht: kijk de slotscène maar, waarin liquidaties en tapdance elkaar op een zenuwslopende wijze afwisselen, en je weet: ‘It’s jazz!’.
Met The Godfather: Part III – die Coppola vooral maakte om eindelijk uit de door One From the Heart opgelopen schulden te komen – en het sfeervolle, extravagante Bram Stoker’s Dracula zou Coppola begin jaren negentig weer succes hebben. Daarna gooide hij al die credit weer te grabbel met de gehate Disney-film Jack met Robin Williams. Een decennium later zocht hij zijn toevlucht in kleinere producties als Tetro (2009) en Twixt (2011), om nu, weer een decennium later, terug te keren met Megalopolis: zijn grootste, experimenteelste en daarmee riskantste film tot nu toe. Er kleefden weer wat schandalen aan, financieel gezien is het een flop, maar zoals met al zijn werk, zal moeten blijken hoe het oud zal worden – als melk of als wijn. Doorgaans gaat het toch om dat laatste; Coppola heeft niet voor niets nog steeds die wijngaard.