Als je op de inhoud van de misdaadfilms uit de jaren 40 af zou gaan, zijn moord, seks en corruptie de dagelijkse realiteit in de Amerikaanse steden destijds. Schimmige privédetectives, louche gangsters en vileine vrouwen geven de wereld kleur, al is die verder uiteraard schaduwrijk zwart-wit. In de verhalen over deze zondaars werden de grenzen opgezocht van wat wel en niet mocht in Hollywood, waar films onder de Hays code gebonden waren aan allerlei moralistische regels. Gedesillusioneerd door de oorlogsjaren, viel het publiek als een blok voor de film noir: films met rauwere randjes die de grenzen van die code opzochten, en de kijkers meenamen naar een wereld vol seks, corruptie en geweld.
Achtergrond
Film noir: een hardgekookt en onnavolgbaar genre

Deze zomer wemelt het in Eye in Amsterdam van de koppige manfiguren en meedogenloze femme fatales. Voor cineville.nl duidt redacteur Christiaan Boesenach in het genre vol kleurrijke personages en krachtige zwart-witbeelden.

The Big Heat
Klassieke film noir van Fritz Lang. Met Glenn Ford als rechercheur Dave Bannion, die een beerput opentrekt binnen zijn eigen politieafdeling.
Europese vluchtelingen
In 1946 typeerde de Franse filmcriticus Nino Frank de misdaadfilms uit die periode als ‘film noir’: duistere films die niets meer te maken hebben met de ‘standaard detectivefilms’, maar een voorliefde kennen voor ‘criminele psychologie en misogynie’. Maar op die Franse naam na is het toch echt een typisch Amerikaans genre, al ligt de geboortegrond van veel van de makers wel in Europa. Door de oorlog vertrokken veel filmmakers naar de Verenigde Staten om daar hun heil te zoeken. Fritz Lang bijvoorbeeld, die in de jaren 30 door Adolf Hitler gevraagd werd zijn persoonlijke propagandafilmer te worden, die ‘eer’ aan Leni Riefenstahl liet en zelf in Hollywood naam maakte. Dat deed hij onder andere met de noir-klassieker The Big Heat (1953), een ultragewelddadig verhaal over een wraakzuchtige agent en niets ontziende gangsters.
Ook de uit Polen afkomstige Billy Wilder vluchtte voor de nazi’s en vestigde in Hollywood zijn naam met een noir, misschien wel de invloedrijkste van allemaal: Double Indemnity (1944). En zo zijn er meer, zoals bijvoorbeeld Oostenrijkers Otto Preminger (Laura, 1944) en Edgar Ulmer (Detour, 1945). De Amerikanen konden er zelf ook wat van, zoals Nicolas Ray (In a Lonely Place, 1950) en John Huston (The Maltese Falcon, 1941).

Detour
De Europeanen en Joodse emigrés namen hun filmstijl mee naar de VS. De expressionistische filmstijl uit Duitsland (uit bijvoorbeeld Fritz Langs M) zie je terug in de dramatische belichting die je in zo’n beetje elke noir tegenkomt. Soms gebroken door luxaflex, waarbij het licht gefilterd op de acteurs valt, of chiaroscuro, met sterke contrasten tussen licht en donker, waarbij de acteurs sterk uit het duister oplichten of enkel een silhouet zichtbaar is. Die stijl wordt tot in de perfectie doorgevoerd in een Britse noir: The Third Man (1949) van Carol Reed zit boordevol Dutch angles (scheve camerastandpunten) en chiaroscuro-belichting, waarbij in de beroemdste scene het silhouet van Orson Welles oplicht in de riolen van Wenen.
Als je het even niet meer weet, laat een man door de deur stappen met een pistool in zijn hand
Hardgekookte detectives
Ondanks de Europese invloed komt het bronmateriaal van de meeste noir-verhalen van Amerikaanse bodem. Men zocht de inspiratie massaal in misdaadromans, de zogenaamde ‘hard-boiled detectives’ van auteurs als Raymond Chandler (The Big Sleep, 1946) en John M. Cain (The Postman Always Rings Twice, 1946; Double Idemnity). Met hun stoerdere variant van de detectiveroman legden die auteurs in de jaren 30 de blauwdruk voor de film noirs van de decennia daarna. De wet van Chandler: ‘Als je het even niet meer weet, laat een man door de deur stappen met een pistool in zijn hand.’ Vaak zijn het dan ook onnavolgbare verhalen waarin de intriges zich in sneltreinvaart opvolgen.

Double Indemnity
Meesterwerk van regisseur Billy Wilder rond een verzekeringsagent, zijn femme fatale en hun moordplan.
In de hoofdrol vinden we coole kerels, vaak privédetectives, die erop los roken, drinken en rokkenjagen. De filmsterren van dienst: onder anderen Robert Mitchum, Glenn Ford en Humphrey Bogart draafden op in meerdere noirs. Soms zijn het gladjakkers, soms rauwdauwers. Ze werken in opdracht van steenrijke families (Bogart in The Big Sleep), zijn vaak uit het korps verbannen en werken graag op eigen houtje (Ford in The Big Heat) of worden achtergevoegd door de gangsters uit hun verleden (Mitchum in Out of the Past). Ze schuwen geen geweld of smeerlapperij: op een koelbloedige moord volgt zomaar een ongegeneerd potje flirten, uiteraard onder het genot van een whiskey of een sigaretje.

Jane Greer in Out of the Past
Femme fatales
Je zou verwachten dat de mannen het in deze stoeremannenfilms voor het zeggen hebben, maar zij worden steevast afgetroefd door verraderlijke vrouwen. Die femme fatales lappen net als hun mannelijke tegenspelers de regels aan hun laars en zijn nooit vies van een moordaanslag of een vrijpartij, in welke volgorde dan ook. De filmsterren van dienst: onder anderen Jane Greer, Mary Astor, Barbara Stanwyck. Soms aan de zijde van de detective, soms ertegenover, en soms weet je het zo net nog niet – de femme fatale is bedrieglijk verleidelijk en meedogenloos vilein. Neem Kathie (Greer) uit Out of the Past (1947), die werkelijk alle mannen in de film continu bedriegt en ze allemaal voor haar karretje spant. Of Phyllis Dietrichson (Stanwyck) uit Double Indemnity, die samen met een verzekeringsagent (Fred MacMurray) een plan beraamt om meneer Dietrichson uit de weg te ruimen om het verzekeringsgeld op te strijken.
Het is altijd een potje verraad en bedrog, waarbij je als kijker steeds op het verkeerde been gezet wordt
Hoewel elke film in meer of mindere mate van die genre-elementen gebruikmaakt, staat één ding vast: het is altijd een potje verraad en bedrog, waarbij je als kijker steeds op het verkeerde been gezet wordt. Hoe meer film noirs je ziet, hoe leuker het wordt om alle tropes en variaties daarop te herkennen. En dat beperkt zich niet tot de gloriejaren van het genre – tot op de dag van vandaag maken filmmakers gebruik van de inmiddels klassieke misdaadfilmclichés.
Pak het oeuvre van een van de grote filmmakers van de afgelopen decennia, en er zit wel een film tussen die door kan gaan als ‘neo-noir’, zoals Robert Altman met The Long Goodbye (1973), de gebroeders Coen met Miller's Crossing (1990) en Nicolas Winding Refn met Drive (2014). Eigenlijk ontkomt elke moderne misdaadfilm met een beetje gevoel voor stijl er niet aan om terug te grijpen op die heerlijke personages, scherpe dialogen en klassieke shots van destijds – net zoals film noir zelf ooit teruggreep op de filmstijlen van weleer.
---
Het Film noir-zomerpgramma is nog t/m 25 augustus te zien in Eye in Amsterdam.
Christiaan Boesenach is sinds 2013 redacteur bij Cineville. Hij kijkt films op elk onbewaakt ogenblik dat hij niet met boeken bezig is (en andersom). Hij heeft A Space Odyssey 2001 keer gezien, huilt nog steeds om die scène dat E.T. bijna doodgaat en ervaart het leven sindsdien als een hele lange Béla Tarr-long take.