Gisteren zag ik Three Identical Strangers, een documentaire die begint als een sprookje. Drie jongens ontdekken op hun 19e dat ze al die tijd twee broers hadden die exact op ze lijken. Het is alsof ze een deel van zichzelf hervinden waarvan ze niet wisten dat ze het kwijt waren. Maar het verhaal wordt steeds duisterder terwijl de realiteit binnendruppelt. Het feit dat de drieling elkaar terugvond is overweldigend mooi, maar het antwoord op de vraag waarom ze bij geboorte precies gescheiden werden en dat 19 jaar lang niet te weten kwamen is raadselachtig en behoorlijk verontrustend.
Buurman in de Bios
Mocht Peter nog twee dezelfde Peters tegenkomen, zal-ie toch niet helemaal verbaasd zijn - dankzij de bioscoop

In zijn laatste column constateert Peter dat de bioscoop voor hem een veilige haven is geworden - maar niet door zonnige beelden of happy ends.

Three Identical Strangers
Een van de meest verbazingwekkende verhalen ooit verteld. Over een uit elkaar gehaalde drieling en hun bizarre hereniging.
Kort na hun hereniging in 1980 wordt de drieling overal op tv uitgenodigd. De interviewers noemen hun verhaal een Disneyfilm. Als de broers veertig jaar later terugblikken is het duidelijk dat het voor geen hen zo voelde.
Het is een knotsgek verhaal, maar het is misschien nog wel gekker dat het écht gebeurd is. Ik dacht daarom iets wat ik wel vaker denk: dat films prachtig kunnen zijn, maar dat de mooiste verhalen vaak buiten de bioscoopzaal plaats vinden.
De ironie is natuurlijk wel dat ik juist naar de bioscoop moest om het verhaal te zien. Als er niemand was die het vertelde, zou ik nooit geweten hebben dat het gebeurde. Het is de paradoxale magie van de bioscoop: ik ga naar binnen om naar buiten te gaan. Hoe vaker ik me laat opsluiten in een donker hok, hoe meer ik herinnerd word aan de wonderen van de wereld daarbuiten.
Op die manier is de bioscoopzaal voor mij de afgelopen jaren meer en meer een veilige haven geworden. Op de meest duistere dagen waarop ik geen idee had waar ik heen moest, kon ik altijd daarheen, met de zekerheid dat ik een paar uur later weer met hernieuwde moed naar buiten zou stappen.
De films die me moed gaven zeiden me niet dat alles goed zou komen
Toch kwam die moed zelden uit vrolijke films die me zonnige beelden lieten zien. Heldere probleemstellingen, zorgeloze comedy, dei ex machinae, afgesloten spanningsbogen, happy ends, ze structureren onze verhalen maar doen de realiteit vaak geen recht. We zijn niet zorgeloos, we krijgen zelden gemoedsrust. Ik bedoel daarmee niet te pleiten voor realisme, ik hou juist van films die laten zien wat we niet werkelijk kunnen zien, en ik hou bovendien niet echt van pleiten, maar de films die me moed gaven zeiden me niet dat alles goed zou komen, ze gaven me het gevoel dat ik niet alleen was.
Three Identical Strangers sluit af met de opmerking dat we allemaal een tweeling zouden kunnen hebben, dat we op een dag de deur opendoen en onszelf in de ogen kijken. Dat klonk wat gezwollen en geforceerd, en dat was de documentaire in het algemeen ook wel een beetje, maar in de laatste column die ik voor Cineville schrijf zou ik toch graag zeggen dat ik er wel wat in zie als je het meer metaforisch opvat.
Het is een gedachte waar ik steeds troost in blijf vinden: daarbuiten is zo veel dat ik niet weet, en op een dag zou het mijn leven kunnen veranderen.
Als hij niet in de film zit, is columnist Peter Buurman redacteur bij De Speld, maakt hij podcasts en schrijft hij verhalen. Hij houdt van films over het bovennatuurlijke (Villeneuve, Lynch, Miyazaki) en juist het diep menselijke (Herzog, Von Trier). Voor Cineville schrijft ’ie om de twee weken over films die hem in de war brengen.