Vaak voel ik het onweer al naderen voor het losbarst. Dagenlang bouwt het zich op. Het wordt buiten warmer en benauwder en ik weet steeds minder wat ik met mezelf aan moet. Ik kan het hogedrukgebied voelen en ik snap waarom het zo heet: de druk op mijn hoofd wordt hoger, totdat het voelt alsof mijn schedel uit elkaar zal klappen.
Buurman in de Bios
Peter Buurman vlucht voor de zon en voelt zich de sneeuwpop uit November

Het onweerde in het hoofd van Peter. Wilde hij vechten of had hij gewoon honger? Een bezoekje aan het bevreemdende en komische November zorgde voor een opklaring.

Ik word er lamlendig van en ik weet niet wat ik wil. Heb ik gewoon honger of wil ik vechten? Wil ik een boek lezen of een gracht in fietsen? Soms heb ik dagenlang dat gevoel voordat ik snap waarom: donkere wolken pakken zich samen, er komt onweer aan. Het is verleidelijk om te denken dat het onweer zelf de ellende is, maar voor mij is het de bevrijding.
Maar zo lang de zon mijn huis nog tot een steenoven maakte, moest ik vluchten naar de bioscoop. Ik ging naar de film November, die godzijdank in de koele benedenzaal van Rialto draaide. Ik had hier en daar al wat over de film meegekregen. ‘Waanzinnig’, schreef de Volkskrant, ‘Mafste creatie in tijden’, vond Trouw, ‘Het lijkt letterlijk nergens op’, zei mijn oom Paul. In de eerste scène wordt een jong kalf gestolen door een monsterachtig wezen gemaakt van gereedschap en een koeienschedel, en ik wist dat ze alle drie niet hadden gelogen.
Het is lastig te zeggen, maar ik denk dat November onder alle bevreemdende en komische beelden een film is over de koude winter op het platteland van Estland, ergens in een ongedefinieerd verleden. Om te overleven stelen de boeren van elkaar, van de kerk en van de bourgeoisie. Om de kou het hoofd te bieden, nemen ze hun toevlucht in heidense rituelen, hekserij en pakten met de duivel. Zonder die bovennatuurlijke hulp denken ze het einde van de winter niet te halen.
Ik ben hen allebei, dacht ik op dat moment, die jongen en die smeltende sneeuwpop
Dat klinkt ongeveer zo grotesk als het is, maar volgens mij ging het regisseur Rainer Sarnet meer om de beelden dan om het verhaal. De film is in zwart-wit geschoten en vergroot het contrast tussen die twee uitersten, met een resultaat dat even mooi als vervreemdend is. Het was soms onduidelijk waar het verhaal naartoe ging, maar dan nog was ik geboeid, in een soort vreemde mengeling van fascinatie, verontrusting en vrolijke verbazing.
In één van de scènes maakt een jongen een sneeuwpop met hete kolen als ogen. Hij schenkt zijn ziel aan de duivel en in ruil daarvoor komt de pop tot leven. Al smeltend spreekt de pop mooie woorden tot hem. Hij praat in verzen en de jongen luistert er met open mond naar. Ik ben hen allebei, dacht ik op dat moment, die jongen en die smeltende sneeuwpop.
Nu ik dat opschrijf weet ik niet meer zo goed waarom ik dat dacht, de film laat zich achteraf lastig uitleggen. Het was een gevoel. Toen ik na de film naar buiten liep was de druk op mijn hoofd afgenomen. Het onweer was begonnen.
Als hij niet in de film zit, is columnist Peter Buurman redacteur bij De Speld, maakt hij podcasts en schrijft hij verhalen. Hij houdt van films over het bovennatuurlijke (Villeneuve, Lynch, Miyazaki) en juist het diep menselijke (Herzog, Von Trier). Voor Cineville schrijft ’ie om de twee weken over films die hem in de war brengen.