Van alle idiote scènes in P’tit Quinquin is die van de uitvaart van mevrouw Lebleu misschien wel het kolderiekst. De priester en de kapelaan maken er een potje van, de organist weet van geen ophouden en kleine Quinquin, als misdienaar, kan zijn lach niet inhouden. En dat terwijl mevrouw Lebleu in stukken gehakt is aangetroffen in de kont van een koe, en het Noord-Franse dorpje in de greep van het kwaad lijkt te verkeren. In het midden van deze waanzin staat daar ineens een jonge vrouw in een kort rokje een emotioneel lied te zingen.
Na het historische drama Camille Claudel, 1915, met Juliette Binoche als de gelijknamige, in een gekkenhuis opgesloten beeldhouwster, is de Franse regisseur Bruno Dumont met P’tit Quinquin terug op bekend terrein: de Noord-Franse kuststreek rond Calais, in de tegenwoordige tijd en met in de regio gerekruteerde, niet-professionele acteurs. Twee dingen zijn wel nieuw. P’tit Quinquin is een vierdelige tv-serie (die in Nederland gelukkig gewoon in de bioscoop wordt vertoond) en Dumont heeft de humor ontdekt. Dat laatste was een openbaring, zo vertelde hij afgelopen zondag na afloop van de voorpremière in EYE, en een koers die hij zal vervolgen.
Dat belooft wat. P’tit Quinquin bevat nogal wat absurde situaties en personages. Onvergetelijk is Bernard Pruvost, een werkloze tuinman zonder acteerervaring maar met enorme grijze wenkbrauwen en een paar opvallende tics, als politie-inspecteur Van der Weyden. De titelrol is voor de jonge Alan Delhaye, een ventje met een boksersneus en een al even scheef bekkie. Samen met Lucy Caron, die zijn buurmeisje annex grote liefde Eve speelt, zingt hij het oude dialectliedje 'P’tit Quinquin' waar de serie en zijn personage naar vernoemd zijn (en dat een doorgedraaide Catherine Deneuve neuriet nadat ze haar aanbidder de hersens heeft ingeslagen in Repulsion): 'Dors, min p’tit quinquin / Min p’tit pouchin, min gros rojin.' Quinquins hoofd heeft ook wel wat van een grote rozijn.
Eve's zus Aurélie doet mee aan een talentenconcours. Als ze de plaatselijke voorronde wint, mag ze in Parijs meedoen een de televisieshow. Om alvast een beetje te oefenen, zingt ze haar lied ook tijdens de dienst voor mevrouw Lebleu, het eerste slachtoffer van een beestachtige seriemoordenaar. Aurélie’s accent is aandoenlijk, evenals de overtuiging waarmee ze haar performance brengt. Haar sexy-hese vertolking is misschien niet helemaal toepasselijk voor de gelegenheid, maar de ambitie om uit dit godverlaten gat te kunnen vertrekken is invoelbaar. ‘You’re taking the time you need, and I’m still here.’
Aurélie wordt gespeeld door Lisa Hartmann, die inmiddels drama en muziek studeert aan de Sorbonne. Net als alle andere acteurs in P’tit Quinquin heeft ze haar tekst niet uit het hoofd geleerd. Het scenario, vindt Dumont, is alleen van belang voor hemzelf en voor de technische crew. Hij houdt van niet-professionele acteurs omdat ze handelen (en spreken) vanuit de situatie die hij aan ze uitlegt, en niet aan het interpreteren slaan. ‘’Cause I Knew’, het lied dat Aurélie/Hartmann in de serie zingt, is ook geen cover van een bekend nummer. De jonge actrice heeft het zelf geschreven. Je zou je nog kunnen voorstellen dat het een hitje wordt, maar dan liever niet in de Nickelback-achtige stijl van de schoolband waarmee ze het uitvoert tijdens de regiofinale in aflevering 2.
Voor verheven ambities is echter helaas geen plek in het groteske landschap van Bruno Dumont. Wel voor dood, verderf en desillusie. Daar tussendoor slalommen kleine Quinquin, Eve en hun vriendjes, rotjes gooiend en stiekem achter hun rug hun middelvinger opstekend. Een rechercheur komt op twee autobanden aangesjeesd. Zij kunnen nog lachen, en geven niet op.
P’tit Quinquin is vanaf donderdag 15 januari te zien in Cineville.
Lees meer columns van Job, bijvoorbeeld over Free Range, The Riot Club, The Hunger Games: Mockingjay - Part I en Mommy.
En voor meer filmmuziek check je de Spotify Cineville Playlist van Job: